ZZP’ers mogen niet meer actief zijn in kinderopvang, onderwijs en zorg
Het kabinet heeft een ontwerpwettekst en een Memorie van Toelichting gepubliceerd om de criteria voor zelfstandig ondernemerschap duidelijker te maken. Deze stap is nodig vanwege een toename van het aantal zelfstandigen, voornamelijk sinds de invoering van de Wet DBA in 2016. Daarbij is er ook vooral een stijging van het aantal schijnzelfstandigen.
Bij de start handhaving Wet DBA en invoering van dit wetsontwerp zal dit veel duidelijkheid opleveren en kunnen ZZP’ers in veruit de meeste gevallen niet meer actief zijn in kinderopvang, onderwijs en zorg.
Schijnzelfstandig
Schijnzelfstandigen zijn zzp’ers / freelancers die op papier zelfstandig lijken, maar in de praktijk niet zelfstandig en onafhankelijk zijn. Zelfstandig zijn betekend echt zelfstandig je tijd indelen, zelfstandig je werk indelen, zelfstandig je werk bepalen, zelfstandig ondernemen, zelf verantwoordelijk etc.
En dat is bij een behoorlijke aantal freelancers niet het geval. Dit is ook aangetoond in rechtszaken tegen bedrijven als Uber en Deliveroo. Veel freelancers hebben een duidelijke hiërarchie met hun opdrachtgever en hebben weinig vrijheid in hun werktijden. Ze gebruiken vaak materialen en gereedschap van de opdrachtgever en hebben beperkte zeggenschap over hun taken en werkwijzes, die worden bepaald door de organisatie en regelgeving.
Een zzp’er of freelancer die werkzaam is in het onderwijs of zorg- en welzijnssector (dus ook kinderopvang) in de functie van verpleegkundige, leerkracht of pedagogisch medewerker, wordt als schijnzelfstandige beschouwd. Deze is simpelweg niet zelfstandig in het bepalen van werkwijzes, maar afhankelijk van protocollen, organisatiebeleid en wetgeving. Ook is er altijd een coördinator / manager die toezicht houdt of leiding geeft. De freelancer zou dit natuurlijk ook al zelf moeten weten als deze als zelfstandig ondernemer zich kundig heeft laten informeren bij onafhankelijke derden/deskundigen.
Platformwerk
Ook is het werken via platformwerk (zoals Uber, Deliveroo en online bemiddelingsbureaus) geeft vaak al aan dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. Op Europees niveau wordt daarom ook gewerkt aan een richtlijn met betrekking tot platformwerk, met als doel normvervaging tegen te gaan. In deze richtlijn is ook een rechtsvermoeden opgenomen dat bedoeld is om te verhelderen dat wanneer de werkende wordt aangestuurd via een platform, dit in principe gebeurt op basis van een arbeidsovereenkomst.
Waarom is schijnzelfstandigheid een probleem?
In de eerste plaats wordt de Wet DBA geschonden, aangezien werkgevers geen schijnzelfstandigen mogen inzetten. Schijnzelfstandigen maken daarbij vaak onterecht gebruik van fiscale voordelen voor ondernemers bij de inkomstenbelasting, waardoor er minder belasting wordt afgedragen, wat de financiering van ons sociale zekerheidsstelsel beïnvloedt. Ondanks dat vaak wordt gesteld dat hogere tarieven noodzakelijk zijn voor dekking van onder andere pensioenpremies en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, blijkt in de praktijk slechts een zeer klein percentage (minder dan 15%) van hen daadwerkelijk pensioenverzekeringen af te sluiten. Bovendien bouwt deze groep geen vervangend vermogen op. (bron : onderzoek DNB)
De kosten die worden gemaakt voor deze diensten zijn vaak aanzienlijk hoger dan wanneer een medewerker in dienstverband zou worden gebruikt. De Rijksoverheid ontvangt dus niet alleen minder belastinginkomsten van schijnzelfstandigen maar ziet ook de kosten stijgen in de zorgsectoren die door de Rijksoverheid direct of indirect gefinancierd worden.
Hoe werkt het toetsingskader in het wetsontwerp?
Bij invoering van het wetsontwerp volgt in 2025 een duidelijker toetsingskader wie wel of niet freelancer kan zijn. Of iemand werknemer of freelancer is wordt dan beoordeeld op o.a.
- A: Werkinhoudelijke aansturing
- B: Organisatorische inbedding
- C: Eigen rekening en risico
Functies als pedagogisch medewerker, leerkracht, verpleegkundige hebben kunnen dus geen zelfstandige zijn, wegens de werkinhoudelijke aansturing en de organisatorische inbedding.
Onder werkinhoudelijke aansturing valt ook het werken volgens richtlijnen die voortvloeien uit wetgeving, zoals de eisen van de Wet op de Kinderopvang. De meeste functies in deze sectoren zijn van blijvende aard, behoren tot de kernactiviteiten en worden doorgaans door werknemers in loondienst uitgevoerd.
Bovendien werkt de freelancer in de zorg & welzijn en onderwijs niet echt zelfstandig en voor eigen rekening en risico. Deze situatie wordt nu bevestigd door de voorgenomen wetgeving. Er wordt geen gebruik gemaakt van eigen apparatuur, gereedschap en materialen, maar van materialen die door de organisatie worden verstrekt, zoals injectienaalden, leerstof en knutselmateriaal.
Het bezitten van een telefoon en laptop wordt daarbij niet beschouwd als eigen bedrijfsmiddelen, omdat bijna iedereen deze apparatuur in bezit heeft. Bovendien is de freelancer ook niet herkenbaar als zelfstandige voor derden. In de meeste gevallen beschikt de freelancer ook niet over specifieke opleidingen, werkervaring, kennis of vaardigheden die niet al structureel aanwezig zijn binnen de organisatie van de opdrachtgever.
A | Werkinhoudelijke aansturing | 1) De werkgevende is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen 2) De werkgevende heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen |
B | Organisatorische inbedding | 1) De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende. 2) De werkzaamheden behoren tot de kernactiviteit van de organisatie 3) De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie 4) Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten. |
C | Eigen rekening en risico | 1) De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende. 2) Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen. 3) De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is. 4) De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten. 5) Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week. |
C+ | Of de werkende zich doorgaans als ondernemer of werknemer in het economisch verkeer gedraagt met betrekking tot vergelijkbare werkzaamheden | Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: * De werkende heeft meerdere opdrachtgevers per jaar; * De werkende besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers; * De werkende heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang; * De werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: is ingeschreven bij de KVK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap (zoals ondernemersfaciliteiten) Als hiervan geen of beperkt sprake is, dan is er sprake zijn van een werkende die zich doorgaans als werknemer in het economisch verkeer gedraagt. |
Onderop deze pagina tref je de ontwerp wettekst aan en de Memorie van Toelichting waarin bovenstaande uitgebreid is opgenomen.
MvT Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
Wettekst Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden
De gegegevens in dit artikel zijn voor het laatst bijgewerkt en gecontroleerd op 28 januari 2024