Uitkomsten onderzoek over ongelijkheid salarissen kinderopvang
Er hebben 921 respondenten meegedaan aan het onderzoek van Kinderopvang-Wijzer of er sprake is van toenemende ongelijkheid van salarissen in de kinderopvang en dan met name de medewerkers die actief zijn in het primaire proces (zoals pedagogisch medewerker). Daarvan zijn 890 antwoorden bruikbaar voor gebruik in de resultaten doordat een gedeelte van de antwoorden onvolledig en daarmee niet bruikbaar waren. In dit artikel tref je de eerste resultaten aan, binnenkort volgt nog een artikel met verdere verdieping.
Wij willen alle respondenten hartelijk bedanken voor hun medewerking.
Representatief
Om een onderzoek als representatief te beschouwen moet deze voldoen aan bepaalde voorwaarden. Het onderzoek is volledig anoniem en online uitgevoerd, zonder controle mogelijkheden op de juistheid of herkomst van de respondent. Het aantal respondenten kan als representatief worden beschouwd in verhouding tot het aantal medewerkers in de kinderenopvang. Maar de gemiddelde leeftijd en de opvangvorm waar de respondenten werkzaam zijn geeft een indicatie dat het onderzoek niet volledig representatief is.
Toch kunnen de uitkomsten als een goede indicatie beschouwd worden.
Achtergrond
De cao Kinderopvang is een standaard cao. Anders dan de meeste mensen denken mag hier dus niet zo maar van afgeweken worden, ook niet als dat in het voordeel van de medewerker is. In de cao zijn er een aantal artikelen mogelijk waarop afgeweken kan worden, mits daar overeenstemming is met PVT/OR.
Doel van een standaard cao is dat er gelijkheid en duidelijkheid is (voor werkgevers en werknemers) en dat partijen elkaar niet op arbeidsvoorwaarden concurreren omdat dat niet bevorderlijk is voor de branche en bijvoorbeeld prijsopdrijvend kan werken.
Door personeelstekorten in een branche kan de situatie ontstaan dat werkgevers aangepaste arbeidsvoorwaarden aanbieden, maar ook dat medewerkers hogere inschaling eisen. Hoewel dit begrijpelijk kan zijn, kan dit ook gevolgen hebben voor de branche, zoals meer onduidelijkheid en ongelijkheid voor medewerkers en hogere tarieven voor de ouders. Daarbij heeft een te hoge inschaling bij de ene werkgever gevolgen voor de volgende werkgever wanneer de medewerker over wil stappen.
Schaalindeling
Een pedagogisch medewerker wordt volgens het functieboek van de cao kinderopvang standaard ingedeeld in schaal 6. In een aantal gevallen kan deze ook in schaal 7 worden ingedeeld, dit levert overigens niet per se een hogere trede (en dus hoger salaris) op. Er zijn medewerkers die menen recht te hebben op een indeling in schaal 7 omdat ze bijvoorbeeld werkzaam zijn bij een VE-locatie. Ook zijn er organisaties (wat mogelijk strijdig is met het standaardkarakter van de cao) die medewerkers indelen in schaal 7 zodat deze langer kunnen doorgroeien of een eigen functie indeling hebben gemaakt met andere trede en schaal indelingen.
Periodieke salarisverhoging
Jaarlijks wordt het salaris van medewerker door een periodieke salarisverhoging binnen hun salarisschaal met één trede verhoogd totdat het maximum van de schaal is bereikt. In sommige gevallen kan de werkgever besluiten de periodiek niet toe te kennen indien er sprake is van onvoldoende functioneren. Dit moet wel onderbouwd en tijdig gecommuniceerd worden.
De periodiek wordt toegekend op een jublieumdatum (bijv. datum in dienst) of op een vaste datum (bijv 1 januari). Toekenning op jublileumdatum vergt een meer professionele en uitgebreidere personeelsadministratie door de wijzigingen door het jaar heen dan toekenning op een vaste datum. Daarbij kan het laatste onrechtvaardig overkomen als een nieuwe medewerker op 1 oktober in dienst komt en 3 maanden later al een periodiek ontvangt. In dat geval ontstaat al een verschil tussen de voltooide ervaringsjaren en indeling.
Aanpassing tredes
In 2024 is het salarishuis van de cao kinderopvang iets aangepast. Tot en met 2023 bevatte schaal 6 trede 9 tot en met 23, dit is aangepast naar trede 10 tot en met 23. Doel om de branche aantrekkelijker te maken voor medewerkers met een hoger startsalaris en om medewerkers die al langer werkzaam zijn in de branche langer doorgroei mogelijkheden van het salaris te geven.
Resultaten van onderzoek
Hieronder worden de eerste resultaten van dit onderzoek gepubliceerd. Binnenkort volgt een tweede publicatie waarbij meer detail resultaten worden gepresenteerd en inzicht wordt gegeven bij de verschillende tredes.
Provincie
De respondenten zijn afkomstig uit alle provincies van Nederland. Hoewel er geen exacte gegevens beschikbaar zijn over het aantal medewerkers per provincie, komt de verdeling van de respondenten grotendeels overeen met het aandeel kindplaatsen per provincie. De grootste afwijkingen zijn zichtbaar in de provincies Groningen, Friesland en Flevoland, waar het aantal deelnemers verhoudingsgewijs sterker afwijkt.
Provincie | Aantal | Aandeel | Kindplaatsen | Aandeel kpl | Verschil |
Zuid-Holland | 167 | 18,85% | 147.151 | 21,53% | -2,68% |
Noord-Brabant | 147 | 16,59% | 104.985 | 15,36% | 1,23% |
Noord-Holland | 130 | 14,67% | 116.406 | 17,03% | -2,36% |
Gelderland | 107 | 12,08% | 74.525 | 10,90% | 1,17% |
Overijssel | 65 | 7,34% | 44.421 | 6,50% | 0,84% |
Utrecht | 63 | 7,11% | 64.951 | 9,50% | -2,39% |
Groningen | 48 | 5,42% | 23.466 | 3,43% | 1,98% |
Friesland | 44 | 4,97% | 23.349 | 3,42% | 1,55% |
Flevoland | 39 | 4,40% | 19.984 | 2,92% | 1,48% |
Limburg | 38 | 4,29% | 32.151 | 4,70% | -0,41% |
Drenthe | 27 | 3,05% | 20.217 | 2,96% | 0,09% |
Zeeland | 11 | 1,24% | 11.981 | 1,75% | -0,51% |
886 | 100,00% | 683.587 | 100,00% | 0,00% | |
Niet opgegeven | 4 | ||||
Eindtotaal | 890 |
Opvangvorm
Het merendeel van de respondenten is werkzaam op een kinderdagverblijf voor 0-4 jaar (45,8%) of binnen de Voorschoolse Educatie (VE) voor 2-4 jaar (11,0%). Daarnaast werken veel respondenten in een combinatie van verschillende opvangvormen.
In de vraagstelling is de (gesubsidieerde) voorschoolse educatie als aparte categorie opgenomen, hoewel deze formeel binnen het LRK onder “kinderdagverblijf” valt. Voorheen werden peuterspeelzalen nog als een aparte opvangvorm geregistreerd binnen het LRK.
Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar over het aantal medewerkers per opvangtype (KDV of BSO). Bovendien werken steeds meer medewerkers binnen meerdere opvangvormen. Desondanks lijkt de groep medewerkers in het kinderdagverblijf (inclusief VE) onder de respondenten beter vertegenwoordigd te zijn, terwijl medewerkers van de BSO mogelijk ondervertegenwoordigd zijn.
Opvangvorm | Aantal | Aandeel |
Kinderdagverblijf 0-4 jaar | 408 | 45,84% |
Voorschoolse educatie (VE) 2-4 jaar | 98 | 11,01% |
Combinatie KDV + BSO | 94 | 10,56% |
Combinatie KDV + BSO + VE | 93 | 10,45% |
Buitenschoolse opvang 4-13 jaar | 70 | 7,87% |
Combinatie VE + BSO | 61 | 6,85% |
Combinatie KDV + VE | 53 | 5,96% |
Niet opgegeven | 13 | 1,46% |
Eindtotaal | 890 | 100,00% |
Functiebenaming
De meeste medewerkers hebben de functie “pedagogisch medewerker” conform het functieboek. Zo’n 10 % heeft een functienaam die niet in het functieboek van de cao kinderopvang voorkomt. Deze zal dus door de werkgever ingevoerd/bedacht zijn.
Functiebenaming | Aantal | Aandeel |
Pedagogisch medewerker (functieboek) | 635 | 73,84% |
Assistent leidinggevende (functieboek) | 48 | 5,58% |
Andere benaming voor pedagogisch medewerker (niet in functieboek) | 44 | 5,12% |
Senior (of ervaren) pedagogisch medewerker (niet in functieboek) | 35 | 4,07% |
Pedagogisch medewerker – differentiatie 4 (functieboek) | 29 | 3,37% |
Combifunctie Pedagogisch medewerker / praktijkopleider | 19 | 2,21% |
Pedagogisch medewerker – differentiatie 1 (functieboek) | 18 | 2,09% |
Pedagogisch medewerker – differentiatie 3 (functieboek) | 14 | 1,63% |
Pedagogisch medewerker – differentiatie 2 (functieboek) | 10 | 1,16% |
Pedagogisch expert (niet in functieboek) | 7 | 0,81% |
Junior (of beginnend) pedagogisch medewerker (niet in functieboek) | 1 | 0,12% |
860 | 100,00% | |
Niet opgegeven | 30 | |
Eindtotaal | 890 |
Opleidingseisen
Om te werken in de kinderopvang moet je voldoen aan diverse opleidingseisen, zoals bijvoorbeeld 3F. Ook zijn er verschillende opleidingseisen als je werkzaam bent op een babygroep of een VE groep.
De grote meerderheid zegt te voldoen aan de opleidingseisen. Bijna 5 % zegt nog bezig te zijn met de noodzakelijke opleidingen. Dit komt redelijk overeen met recente cijfers over het aantal medewerkers dat niet voldoet aan de 3f eisen.
Opleiding | Aantal | Aandeel |
Ik voldoe aan alle opleidingseisen (incl 3f) om te werken op een babygroep | 331 | 40,12% |
Ik voldoe aan alle opleidingseisen (incl 3f) om te werken op een baby- en op een VE groep | 311 | 37,70% |
Ik voldoe aan alle opleidingseisen (incl 3f) om te werken op een VE groep | 145 | 17,58% |
Ik ben bezig om te voldoen aan alle opleidingseisen (incl 3f) om te werken op een babygroep | 17 | 2,06% |
Ik ben bezig om te voldoen aan alle opleidingseisen (incl 3f) om te werken op een baby- en een VE groep | 14 | 1,70% |
Ik ben bezig om te voldoen aan alle opleidingseisen (incl 3f) om te werken op een VE groep | 7 | 0,85% |
825 | 100,00% | |
Overig – geen van bovenstaande | 55 | |
Niet opgegeven | 10 | |
Eindtotaal | 890 |
Leeftijd
De gemiddelde leeftijd van de respondenten ligt net boven de 40 jaar. Dit is iets minder jong dan het gemiddelde van de branche kinderopvang, namelijk 36,4 jaar. Dit zou betekenen er iets minder jongeren meegedaan hebben aan het onderzoek en deze dus niet helemaal representatief is.
De jongste respondent was 20, de minst jonge respondent is 66.
Ervaringsjaren
Het gemiddelde aantal ervaringsjaren bedraagt 15,1 jaar. Wanneer we de trede-indeling en het aantal ervaringsjaren vergelijken, vallen enkele verschillen op. Theoretisch gezien, op basis van het oude salarishuis, zou een medewerker met 0 voltooide ervaringsjaren in trede 9 moeten starten, zit deze na 1 jaar in trede 10 en na 5 jaar ervaring in trede 14.
Bij tredes 14, 15, 17 en vanaf trede 20 ligt het gemiddelde aantal ervaringsjaren echter hoger dan de theoretische indeling. Dit wijst erop dat meerdere medewerkers in een lagere trede zitten dan hun ervaringsjaren zouden rechtvaardigen. Vooral bij tredes 21 tot en met 23 is dit zichtbaar. Dit komt doordat trede 21 (tot en met 2023) en trede 23 (vanaf 2024) de hoogste tredes waren, waardoor medewerkers niet verder konden doorgroeien.
Vanaf trede 24 kunnen er eveneens verschillen optreden. Dit kan te maken hebben met een andere functie, zoals assistent leidinggevende, waarbij een andere trede-indeling van toepassing is.
Op basis van deze gemiddeldes is het dus niet duidelijk zichtbaar dat medewerkers in hogere tredes worden ingedeeld dan waarop de ervaringsjaren recht zouden moeten geven.
Trede | Gemiddelde leeftijd | Gemiddelde ervaringsjaren | Aantal | Min ervarings | Verschil |
9 | 33,50 | 2,50 | 2 | 0 | 2,50 |
10 | 29,60 | 1,20 | 5 | 1 | 0,20 |
11 | 28,86 | 2,25 | 21 | 2 | 0,25 |
12 | 33,74 | 2,78 | 32 | 3 | -0,22 |
13 | 31,14 | 4,45 | 42 | 4 | 0,45 |
14 | 33,00 | 7,00 | 28 | 5 | 2,00 |
15 | 32,68 | 7,20 | 35 | 6 | 1,20 |
16 | 34,89 | 6,62 | 38 | 7 | -0,38 |
17 | 33,51 | 9,28 | 39 | 8 | 1,28 |
18 | 36,17 | 9,19 | 43 | 9 | 0,19 |
19 | 33,32 | 9,42 | 38 | 10 | -0,58 |
20 | 37,51 | 13,40 | 35 | 11 | 2,40 |
21 | 42,32 | 16,18 | 74 | 12 | 4,18 |
22 | 44,56 | 19,98 | 132 | 13 | 6,98 |
23 | 45,95 | 21,91 | 260 | 14 | 7,91 |
24 | 42,50 | 18,96 | 24 | 15 | 3,96 |
25 | 42,00 | 21,83 | 12 | 16 | 5,83 |
26 | 47,25 | 20,42 | 12 | 17 | 3,42 |
27 | 46,60 | 22,80 | 10 | 18 | 4,80 |
28 | 44,67 | 22,67 | 3 | 19 | 3,67 |
885 | |||||
Beperkt aantal | 35,00 | 14,20 | 5 | ||
Eindtotaal | 40,31 | 15,10 | 890 |
Leeftijd gestart in branche kinderopvang
Ervan uitgaande dat de respondenten niet tussentijds de branche hebben verlaten en de ervaringsjaren dus niet onderbroken zijn, zouden de respondenten bij een gemiddelde leeftijd van 25 jaar gestart zijn met werken in de kinderopvang.
Maar er lijkt wel een verschuiving zichtbaar te zijn. Met name in de tredes 9 tot en met 16 ligt de gemiddelde start leeftijd hoger. Dat kan het gevolg zijn van een toename van zij-instromers in de branche, oftewel medewerkers die na enkele jaren werken in een andere branche overstappen naar de kinderopvang.
In het verleden was het ook vaker gebruikelijk dat medewerkers tijdelijk het arbeidsproces verlieten om voor de kinderen te zorgen, mede omdat er minder kinderopvang beschikbaar was en deze ook duurder was. Bij de groep respondenten in de hogere tredes kan dat dus vaker voorkomen en zal de werkelijke start leeftijd mogelijk nog iets lager uitvallen.
Trede | Gemiddelde leeftijd | Gemiddelde ervaringsjaren | Aantal | Start leeftijd |
9 | 33,50 | 2,50 | 2 | 31,00 |
10 | 29,60 | 1,20 | 5 | 28,40 |
11 | 28,86 | 2,25 | 21 | 26,61 |
12 | 33,74 | 2,78 | 32 | 30,96 |
13 | 31,14 | 4,45 | 42 | 26,69 |
14 | 33,00 | 7,00 | 28 | 26,00 |
15 | 32,68 | 7,20 | 35 | 25,48 |
16 | 34,89 | 6,62 | 38 | 28,27 |
17 | 33,51 | 9,28 | 39 | 24,23 |
18 | 36,17 | 9,19 | 43 | 26,98 |
19 | 33,32 | 9,42 | 38 | 23,89 |
20 | 37,51 | 13,40 | 35 | 24,11 |
21 | 42,32 | 16,18 | 74 | 26,15 |
22 | 44,56 | 19,98 | 132 | 24,59 |
23 | 45,95 | 21,91 | 260 | 24,04 |
24 | 42,50 | 18,96 | 24 | 23,54 |
25 | 42,00 | 21,83 | 12 | 20,17 |
26 | 47,25 | 20,42 | 12 | 26,83 |
27 | 46,60 | 22,80 | 10 | 23,80 |
Eindtotaal | 40,31 | 15,10 | 882 | 25,21 |
(een achttal waarnemingen zijn niet opgenomen in bovenstaande tabel, doordat deze te weinig voorkomen).
Schalen
De respondenten is gevraagd om aan te geven in welke schaal en trede zij zijn ingedeeld. De schaalindeling is echter vaak niet ingevuld. Daarnaast zijn in een aantal gevallen de schaal en trede verwisseld bij het invullen van het onderzoek; deze fouten zijn door ons gecorrigeerd.
Bij de tredes wordt de schaal pas echt zichtbaar wanneer een respondent in trede 24 is ingedeeld, aangezien dit betekent dat de medewerker minimaal in schaal 7 moet zitten.
Door het ontbreken van veel gegevens over de schalen is het niet mogelijk om hieruit een duidelijke conclusie te trekken. Op basis van de beschikbare gegevens en de trede-indeling lijkt ongeveer 14% van de respondenten in schaal 7 te zijn ingedeeld.
Ten slotte
Doordat dit onderzoek nog niet eerder heeft plaats gevonden zijn er geen duidelijke vergelijkingscijfers beschikbaar.
Circa 10 % van de respondenten heeft in dit onderzoek een functiebenaming die afwijkt van het functieboek, maar blijkens de trede indeling op basis van ervaring lijken er geen aanwijzingen te zijn dat er respondenten veel hoger zijn ingedeeld dan hun ervaringsjaren rechtvaardigt.
Binnenkort zullen we verdere detailresultaten publiceren.