Is 4-ogen principe in gastouderopvang wenselijk?
Bij de kinderdagverblijven is in 2013 het 4-ogen principe ingevoerd na de zedenzaak in Amsterdam. Dit houdt in dat als er maar 1 medewerker aanwezig is, iemand anders ten allen tijde mee moet kunnen kijken (of luisteren). Dat is niet het geval bij gastouderopvang.
Hiervoor verantwoordelijk was Minister Lodewijk Asscher: ‘Ouders die kiezen voor gastouderopvang kiezen bewust voor één gastouder die zij vertrouwen. Met deze gastouder hebben de ouders vervolgens veelvoudig contact. Bij opvang in een kinderdagverblijf beslissen ouders niet zelf wie hun kind opvangt en vindt de opvang meestal plaats in een setting waarin meerdere personen werkzaam zijn.’
Alsof een ouder na 1 intakegesprek met de gastouder deze volledig kent en kan vertrouwen, laat staan de partners/familieleden en andere personen die bij de gastouder. Asscher vond het om die reden niet nodig om het vierogenprincipe in te voeren bij de gastouderopvang. Circa vijfentachtig procent van de gevallen van misbruik vindt echter dicht bij huis plaats. Kinderen lopen in de kinderopvang minder kans om seksueel misbruikt te worden dan thuis is eerder gebleken bij onderzoek.
Bij het verbetertraject gastouderopvang, wat de kwaliteit van de gastouderopvang moet gaan verbeteren is er ook naar gekeken. En alhoewel overwogen, is dat iets wat niet verder ontwikkeld gaat worden. Reden:
Een gastouder werkt alleen, dus doorgaans zijn geen vier ogen aanwezig. Gastouderopvang kent naar zijn aard andere waarborgen die het risico op misbruik beperken, met name de begeleidende rol van het gastouderbureau en de vertrouwensrelatie tussen ouder en gastouder. Het vierogenprincipe op alternatieve wijze invoeren d.m.v. cameratoezicht achten we een te grote inbreuk op privacy.
De begeleidende rol van het gastouderbureau zou dus van belang zijn. Deze bestaat nu uit 16 uur begeleiding per jaar en niet noodzakelijkerwijs bij de gastouder. In het verbetertraject is opgenomen dat men gaat onderzoeken hoe die begeleiding te concretiseren.
Op dit moment staat in de regelgeving dat een gastouderbureau per gastouder 16 uur begeleiding per jaar moet bieden. Er staat echter onvoldoende omschreven waar die begeleiding uit moet bestaan, waardoor de invulling grote verschillen kent tussen bureaus. We stellen voor om beter inhoudelijk vast te leggen welke activiteiten het bureau minimaal moet verrichten per gastouder en hoe vaak zij bij de gastouder langsgaan. Een urennorm moet hierop volgend zijn en kan wellicht achterwege blijven.
Zou het vierogenprincipe ook bij gastouderopvang moeten worden ingevoerd?
Is de vertrouwensrelatie tussen ouder en gastouder wezenlijk beter dan tussen ouder en pedagogisch medewerker.