Kinderopvangorganisaties moeten ernstige veiligheidsincidenten gaan melden. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een internetconsultatie gestart om de Wet Kinderopvang hiervoor te wijzigen. Tot nu toe melden sommige kinderopvangorganisaties ernstige incidenten wel, maar niet allemaal.

Verplichte Melding bij Toezichthouder
Het wetsvoorstel verplicht kindercentra en gastouders om ernstige incidenten waarbij een kind betrokken is, zo snel mogelijk te melden aan de toezichthouder (GGD). Dit geldt bijvoorbeeld wanneer een kind in het ziekenhuis moet worden opgenomen of overlijdt als gevolg van een ongeluk. Momenteel is het melden van dergelijke incidenten aan de toezichthouder nog niet verplicht.

Beter Inzicht in Ernstige Incidenten
Met de meldplicht kan de toezichthouder beter toezicht houden door sneller op de hoogte te zijn van ernstige incidenten. Dit stelt hen in staat om direct een onderzoek te starten of om het incident mee te nemen bij een volgend bezoek aan de kinderopvanglocatie. Daarnaast krijgen de toezichthouder en het ministerie een beter beeld van het aantal en de oorzaken van ernstige incidenten in de kinderopvang. Deze informatie kan worden gebruikt om, indien nodig, beleid of toezicht aan te passen. De meldplicht draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit en veiligheid van kinderopvang in Nederland.

Minister Van Gennip: “Veiligheid in de kinderopvang is van het allergrootste belang. Ouders moeten hun kinderen met een goed gevoel achter kunnen laten. Als er onverhoopt toch iets misgaat, dan is het voor alle betrokkenen belangrijk dat gekeken wordt naar de oorzaak. Gelukkig zijn er al kinderopvangorganisaties die ernstige incidenten melden bij de GGD. Om ervoor te zorgen dat dit altijd gebeurt, is het voorstel om melden verplicht te maken.”

Internetconsultatie

De internetconsultatie voor dit wetsvoorstel staat open van 24 mei tot en met 21 juni 2024. Naar verwachting kan de meldplicht per 1 januari 2026 ingaan.

Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met het invoeren van een meldplicht voor ernstige veiligheidsincidenten

VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een meldplicht in te voeren voor ernstige incidenten in de kinderopvang;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

ernstig incident: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis die leidt tot de dood van een kind of een ernstig schadelijk gevolg voor een kind heeft geleid of had kunnen leiden;.

B

Na artikel 1.51c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.51d

  1. De houder van een kindercentrum of de gastouder stelt de toezichthouder zo spoedig mogelijk in kennis van een ernstig incident.
  2. Onder een ernstig incident als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval verstaan, een incident:
    1. met een dodelijk afloop;
    1. met al dan niet blijvend fysiek of mentaal letsel tot gevolg;
    1. dat leidt tot een ziekenhuisopname; of
    1. waarbij een kind vermist is geraakt.
  • De melding van een ernstig incident omvat ten minste:
    • een beschrijving van het incident en de omstandigheden waaronder het plaatsvond;
    • de mogelijke oorzaak van het incident;
    • de locatie van de voorziening.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. van Gennip

Memorie van toelichting I ALGEMEEN

  1. Aanleiding
    1. Algemeen

Het is essentieel dat kinderopvang veilig, toegankelijk en van hoge kwaliteit is. Daarom stellen we in Nederland eisen aan de kwaliteit. Die zijn uitgewerkt in specifieke kwaliteitseisen waaraan de kinderopvang moet voldoen. De GGD houdt, in opdracht van de gemeente, toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen.

  1. Veiligheids- en gezondheidsbeleid

Sinds 2018 is elk kindercentrum verplicht om een beleid op veiligheid en gezondheid te hebben. Dit kwam in de plaats van de verplichting om jaarlijks een risicoanalyse uit te voeren en de verplichting om ongevallen te registreren. Voor de gastouderopvang geldt de verplichting om jaarlijks een inventarisatie te maken van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s nog wel.

Het doel van het veiligheids- en gezondheidsbeleid is om kinderen tegen grote risico’s te beschermen en hen te leren omgaan met kleine risico’s. De oudercommissie heeft adviesrecht over het veiligheids- en gezondheidsbeleid en de GGD controleert dit beleid. Het veiligheids- en gezondheidsbeleid is inzichtelijk voor de medewerkers en voor ouders.

Als onderdeel van het veiligheids- en gezondheidsbeleid moet de houder vastleggen hoe hij ervoor zorgt dat het beleid een continu proces van beleidsvorming, implementatie, evaluatie en actualisatie vormt. Het veiligheidsbeleid gaat in op de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid of de gezondheid van kinderen. In het beleid moeten bijvoorbeeld maatregelen staan om te voorkomen dat er ongevallen plaatsvinden. Ook moet het beleid beschrijven hoe er wordt gehandeld, als een risico zich voordoet. Dit geldt dus ook voor wanneer er een incident plaatsvindt. Er is dan immers sprake van een risico dat zich heeft verwezenlijkt.

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid gaat dus in op de risico’s voor potentiële incidenten. Dit wetsvoorstel beoogt hier een aanvulling op te zijn. Wanneer zich een ernstig incident voordoet, moet de houder de toezichthouder hierover informeren. In paragraaf 2.3 is toegelicht wanneer een incident als ernstig wordt gedefinieerd.

  1. Signalen toename incidenten

Eind 2022 en begin 2023 waren er binnen de sector kinderopvang, vanuit de toezichthouder en in de media signalen over een toename van veiligheidsincidenten. De mogelijke oorzaak was het personeelstekort waar de sector mee kampt. Deze ontwikkeling heeft mede tot het inzicht geleid dat er behoefte is aan meer zicht op ernstige incidenten en de mogelijke oorzaken, zodat de houders, toezichthouders en beleidsmakers hiervan kunnen leren.

Er is namelijk geen centrale plek waar ernstige incidenten en de onderliggende oorzaken worden bijgehouden. Het is daardoor onduidelijk of, en zo ja in welke mate, er een toename is van ernstige incidenten en wat de oorzaken zijn. Hiernaast bestaat het risico dat de toezichthouder niet (tijdig) op de hoogte is van een ernstig incident dat plaats heeft gevonden. Dit wetsvoorstel regelt dat houders van kindercentra en gastouders de toezichthouder op de hoogte stellen van ernstige incidenten. Deze informatie wordt op een centrale plek bijgehouden. Hierdoor komt er een landelijk beeld van de omvang en oorzaken van ernstige incidenten en kan de toezichthouder indien nodig handelen wanneer zich een ernstig incident heeft voorgedaan. Dit is in lijn met de aanbevelingen uit het onderzoek over signalen in de kinderopvang dat de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) in 2023 heeft uitgevoerd.1

  1. Leeswijzer

De toelichting bij het wetsvoorstel is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat over de hoofdlijnen van het voorstel. Dit hoofdstuk gaat eerst kort in op het voortraject. Daarna gaat het over het informeren van de toezichthouder bij een ernstig incident en de nadere toelichting op de definitie. Vervolgens wordt de rol van toezicht belicht en komt de praktijk van het melden aan bod. Tot slot gaat dit hoofdstuk kort in op de verschillende meldplichten die gelden in de kinderopvang. Hoofdstuk 3 gaat in op de verhouding tot nationale regelgeving en hoger recht. Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van de uitvoeringstoetsen en de wijze waarop deze zijn verwerkt. In hoofdstuk 5 worden de financiële gevolgen, het doenvermogen en de regeldruk beschreven. De uitkomsten uit de adviezen en internetconsultatie staan in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 gaat over de monitoring en evaluatie en hoofdstuk 8 over de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

Tot slot staat in onderdeel II een artikelsgewijze toelichting.

2.    Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

  • Algemeen

Er is overleg geweest met partijen in de kinderopvang over de inrichting van het melden van incidenten. Ook is er gesproken met pedagogisch medewerkers en locatiemanagers van kindercentra. Daarnaast is er een uitvraag gedaan bij de GGD’en. Verder zijn er gesprekken gevoerd met medewerkers en toezichthouders van andere domeinen die al ervaring hebben met een meldplicht voor incidenten. Op basis van de inbreng vanuit deze verschillende perspectieven is de meldplicht verder vormgegeven. De uitgangspunten zijn (I) zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande processen en begrippen en (II) administratieve lasten zo beperkt mogelijk houden. Het is echter niet te voorkomen dat het melden van ernstige incidenten enige tijd zal kosten.

  • Informeren van de toezichthouder bij een ernstig incident

Het wetsvoorstel beoogt dat houders van kindercentra en gastouders een melding maken bij de GGD als zich een ernstig incident voordoet. De meldingen van ernstige incidenten versterken de informatiepositie van de toezichthouder. Deze is hierdoor tijdig op de hoogte wanneer er een ernstig incident heeft plaatsgevonden. De toezichthouder kan aan de hand van deze informatie een afweging maken of zij direct moet handelen. De toezichthouder kan er ook voor kiezen het mee te nemen bij een volgende inspectie. De informatie die relevant is voor beleidsontwikkeling zal centraal gebundeld worden. De analyse van deze informatie kan waardevolle inzichten opleveren die van belang zijn voor de ontwikkeling van zowel toezicht als beleid.

Het melden van ernstige incidenten en het verkrijgen van beleidsinformatie sluit aan bij andere meldplichten. De belangrijkste voorbeelden zijn de verplichting om arbeidsongevallen te melden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie en de verplichting om melding te maken van een calamiteit in de zorg bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De meld-, overleg- en aangifteplicht in de kinderopvang kent eenzelfde proces.

Signalen over de kinderopvang | Rapport | Inspectie van het onderwijs (onderwijsinspectie.nl)

Een houder van een kindercentrum of een gastouder doet de melding van een ernstig incident. Als ouders of andere betrokkenen een (mogelijk) ernstig incident waarnemen, kunnen zij dit als signaal indienen bij de GGD of de gemeente. De GGD of gemeente handelt het signaal verder af. Deze mogelijkheid om een signaal af te geven door personen (anders dan een gastouder of de houder van een kindercentrum) bestaat al langer en valt buiten de scope van de meldplicht. Het is onderdeel van de reguliere signaalfunctie van de GGD’en.

  • Definitie

Kinderen leren spelenderwijs en er moet ruimte zijn voor risicovol spel. Het uitgangspunt van risicovol spel is dat de meeste kinderen zelf risico’s kunnen inschatten. Met het oog hierop moeten kinderen zelf de afweging kunnen maken of zij bepaalde risico’s aangaan. Dit betekent dat er wel eens een valpartij met een blauwe plek of schaafwond is in de kinderopvang. Hier hoeft de toezichthouder niet van op de hoogte te worden gesteld.

Het gaat in dit wetsvoorstel om niet-beoogde of onverwachte ernstige incidenten. In het voorgestelde artikel 1.51d wordt een viertal situaties genoemd waarin sprake is van een ernstig incident. Het is geen limitatieve lijst. De incidenten die in ieder geval als ernstig kwalificeren zijn incidenten met al dan niet blijvend letsel tot gevolg, die leiden tot een ziekenhuisopname of die een dodelijke afloop hebben. Een dagopname valt ook onder een ziekenhuisopname. Een vermissing van een kind is ook onderdeel van de definitie van een ernstig incident. Van vermissing is in ieder geval sprake wanneer het kind kwijt is en zich buiten de kinderopvanglocatie bevindt. De definitie van een ernstig incident komt grotendeels overeen met de definitie van een ernstig ongeval dat heeft plaatsgevonden met een attractie- of speeltoestel.2

Het kan voorkomen dat er een incident plaatsvindt dat niet onder één van de vier genoemde situaties valt. Door de niet-limitatieve benadering kan dan toch sprake zijn van een ernstig incident. De houder of gastouder kan inschatten dat het toch om een ernstig incident gaat, bijvoorbeeld in samenwerking met de toezichthouder. Gezamenlijk kunnen zij kijken of het incident gemeld moet worden.

  • Toezicht en handhaving

Het is belangrijk dat de toezichthouder tijdig op de hoogte is van een ernstig incident op een kinderopvanglocatie. Hierdoor krijgt de toezichthouder de kans om te beoordelen of het ernstige incident (direct) actie vanuit toezicht of handhaving vereist. Indien nodig gebeurt dit in overleg met de gemeente. De meldplicht draagt hierdoor bij aan het zo snel en adequaat mogelijk kunnen handelen naar aanleiding van een ernstig incident.

Hiermee draagt de meldplicht bij aan borging van de kwaliteit van de kinderopvang en aan een goede vervulling van de taken van de toezichthouder en handhaver.

Het is aan de toezichthouder, eventueel in overleg met de gemeente, om te bepalen wat er na een melding nodig is en op welke termijn. De toezichthouder kan er bijvoorbeeld voor kiezen om de informatie mee te nemen bij de volgende inspectie of om een incidenteel onderzoek te starten. De toezichthouder kan dan nagaan hoe er is gehandeld na het incident en welke maatregelen er zijn genomen om herhaling te voorkomen. Ook kan de toezichthouder de dialoog aangaan over de eventuele gevolgen van het incident voor de veiligheid en gezondheid van de kinderen en het beleid van de organisatie.

Zoals beschreven moet een gastouder of houder van een kindercentrum de toezichthouder zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van een ernstig incident. Of er zo spoedig mogelijk is gemeld, is aan de toezichthouder om te beoordelen. Hiervoor kijkt de toezichthouder naar de omstandigheden waarin het ernstige incident plaats heeft gevonden.

2 Artikel 23, tweede lid, van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen.

  • Melden in de praktijk

Wanneer een ernstig incident zich voordoet, meldt de houder van een kindercentrum of de gastouder dit zo spoedig mogelijk bij de toezichthouder. Dit kan meestal binnen 24 uur. Na een ernstig incident ligt de nadruk eerst op het garanderen van de veiligheid in de situatie en de noodzakelijke vervolgstappen. Vervolgens dient de melding gemaakt te worden. Ook zijn er situaties denkbaar waarbij pas later duidelijk wordt dat er een ernstig incident heeft plaatsgevonden. De toezichthouder moet wel in staat worden gesteld om tijdig de situatie te kunnen beoordelen.

Het ligt voor de hand dat de gastouder het gastouderbureau waarbij hij of zij is aangesloten, informeert over het ernstige incident. Dit kan zowel voor als nadat de GGD is geïnformeerd. Het gastouderbureau kan de gastouder begeleiden bij het doen van de melding bij de GGD, bijvoorbeeld als de gastouder zelf niet weet waar hij of zij terecht kan.

De melding moet voldoende informatie bevatten voor de toezichthouder om te kunnen beoordelen welke actie, en op welke termijn, nodig is. Hiervoor zijn (I) een beschrijving van het incident, (II) de mogelijke oorzaak en (III) de locatie van de kinderopvangvoorziening nodig. Daarnaast zijn ook de afhandeling en genomen maatregelen relevante informatie, zodat de toezichthouder dit mee kan nemen in het toezicht. Dit is echter niet direct aan te geven ten tijde van de melding, omdat er dan nog een onderzoek loopt. Met het oog op privacywaarborgen en dataminimalisatie neemt de melder alleen de hierboven genoemde gegevens op in de melding. De toezichthouder heeft geen persoonsgegevens van het betreffende kind nodig op het moment van de melding.

De melding kan per e-mail of telefonisch gedaan worden. Hier kunnen de toezichthouder en houder of gastouder afspraken over maken.

  • Verschillende meldingen voor kindercentra en gastouders

De nieuwe verplichting om ernstige incidenten te melden bij de toezichthouder, zal bestaan naast enkele bestaande verplichtingen. De tabel hieronder geeft de verschillende verplichtingen weer:

VerplichtingWet- en regelgevingWat te doen
Meld-, overleg- en aangifteplicht mishandeling en seksueel misbruikArtikel 4, lid 3b, onder 3, van het Besluit kwaliteit kinderopvang (is onderdeel van het veiligheids- en gezondheidsbeleid)Overlegplicht: de houder is verplicht om onverwijld te overleggen met de vertrouwensinspecteur bij mogelijke vermoedens van mishandeling of seksueel misbruik van een kind in de kinderopvang door een medewerker of gastouder. Aangifteplicht: wanneer de houder en de vertrouwensinspecteur in het overleg concluderen dat er een redelijk vermoeden van mishandeling of seksueel misbruik is, is de houder verplicht om onverwijld aangifte te doen.
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandelingArtikel 1.51 van de Wet kinderopvang Artikel 5 van het Besluit kwaliteit kinderopvangIndien er signalen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling meldt de houder dit bij Veilig Thuis.
InfectieziektenArtikel 26 van de Wet publieke gezondheidDe houder stelt de GGD op de hoogte bij optreden van (ongewoon) aantal zieken. Dit is verder uitgewerkt in een richtlijn van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding.
SpeeltoestellenArtikel 23 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023Bij een ernstig ongeval met een speeltoestel meldt de houder van een kindercentrum3 dit bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
ArbeidsongevallenArtikel 9 van de ArbeidsomstandighedenwetDe werkgever meldt arbeidsongevallen die leiden tot de dood, blijvend letsel of een ziekenhuisopname direct aan de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Nieuw: ernstige incidentenArtikel 1.51d van de Wet kinderopvangDe houder van een kindercentrum of gastouder informeert de GGD na een ernstig veiligheidsincident waar een kind bij betrokken is.

3.    Verhouding nationale regelgeving en hoger recht

  • Algemene Verordening Gegevensbescherming

Het wetsvoorstel beoogt dat alle houders van kindercentra en gastouders een melding maken van ernstige incidenten in de kinderopvang. Op basis van de melding bepaalt de toezichthouder hoe te handelen. De melding moet dus voldoende informatie bevatten om deze afweging te kunnen maken. Aan de opvolging in de praktijk naar aanleiding van een melding verandert dit wetsvoorstel vanuit het oogpunt van gegevensbescherming niets: de toezichthouder voert indien nodig een onderzoek uit, op gebruikelijke wijze.

De toezichthouder hoeft op het moment van de melding niet te weten welke personen betrokken zijn. De melding is er dan ook op gericht om geen persoonsgegevens, van bij het ernstige incident betrokken kinderen of medewerkers te bevatten. Het is echter niet uit te sluiten dat in sommige gevallen de gegevens herleidbaar zijn. Hierbij kan gedacht worden aan kleinschalige opvanglocaties of gastouders.

Zoals eerder aangegeven bevat een melding een (I) een beschrijving van het incident,

(II) de mogelijke oorzaak en (III) de locatie van de voorziening. In de situatie waarin deze combinatie van gegevens herleidbaar zijn tot een persoon, is de grondslag voor verwerking van deze gegevens de wettelijke verplichting van de houder of gastouder om een ernstig incident te melden. Het leveren van bovengenoemde gegevens is in het licht van het doel noodzakelijk en evenredig. De verwerking is proportioneel omdat deze niet verder gaat dan strikt noodzakelijk en gebeurt ten behoeve van de veiligheid van de kinderen en/of locatie. De toezichthouder moet namelijk kunnen beoordelen of het ernstige incident directe actie vereist. Hiervoor moet de toezichthouder weten wat het ernstige incident inhoudt en wat daar mogelijk de oorzaak van was. Als de toezichthouder niet direct hoeft te handelen, gebruikt zij deze informatie bij een volgend inspectiebezoek. Dan kan er aandacht worden besteed aan de maatregelen die naar aanleiding van het ernstige incident zijn genomen om een dergelijke situatie in de toekomst te voorkomen. De locatie van de houder of gastouder is hierbij ook van belang. De toezichthouder heeft de locatie nodig voor haar verdere stappen naar aanleiding van een melding. Zonder locatie kan de toezichthouder het ernstige incident namelijk niet koppelen aan haar toezichtacties.

3 Vanaf 1-1-2025 zijn gastouders uitgezonderd van de meldplicht bij ernstige ongevallen met een speeltoestel zoals omschreven in Artikel 23 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023.

  • Caribisch Nederland

Het voorliggende wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland, omdat de Wet kinderopvang daar niet van toepassing is. Voor Caribisch Nederland zijn nadere regels voorgesteld omtrent de kwaliteit van kinderopvang in het voorstel voor een Wet kinderopvang BES.4

4.    Uitvoering

[PM uitvoeringstoets DUO]

[PM uitvoeringstoets GGD GHOR NL]

[PM uitvoeringstoets IvhO]

[PM uitvoeringstoets VNG]

5.    Financiële gevolgen en regeldruk

  • Budgettaire gevolgen Rijk

Het invoeren van de meldplicht leidt tot extra kosten bij toezichthouders en de handhaving vanuit gemeenten. [PM Uitvoeringstoetsen GGD GHOR NL en VNG]. Hiervoor wordt X euro structureel en X euro incidenteel beschikbaar gesteld vanuit het Rijk aan het Gemeentefonds. Dit bedrag is als volgt opgebouwd. De verwachting is dat houders en gastouders jaarlijks X incidenten melden waarbij een korte toezichtactie nodig is en X meldingen van ernstige incidenten waarbij een lange toezichtactie nodig is. Een korte toezichtactie wordt ingeschat op 20 minuten werk en een lange toezichtactie op 15 uur. Daarnaast kost de registratie per melding 20 minuten. Samen telt dit op circa X extra uren werk voor de toezichthouder. Tegen een uurtarief van X euro wordt dit extra werk geschat op X euro. Daarbovenop komt ook extra werk voor handhaving: X.

Incidenteel wordt er in 2026 X euro extra beschikbaar gesteld voor toezicht en handhaving. Dit wordt beschikbaar gesteld voor implementatie bij GGD’en en gemeenten, communicatie richting kindercentra en gastouders over de invoering van de maatregel en extra toezicht in het eerste jaar.

  • Doenvermogen

Het is begrijpelijk dat de houder, medewerker of gastouder persoonlijk geraakt wordt door een ernstig incident. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de houder of gastouder in de hectiek van het moment kan vergeten om een melding te doen. De toezichthouder zal een afweging maken of er tijdig is gemeld of dat er nalatig is gehandeld. Hierbij is de context van het incident van belang.

4 Kamerstukken I 2023/24, 36306, A.

Ook kan de betrokken medewerker of gastouder angst- of schuldgevoelens hebben. Het doel van de melding is echter niet het beoordelen van het functioneren van de medewerkers of gastouder zelf of een eventuele schuldvraag. Het gaat er uiteindelijk om dat de melding bijdraagt aan de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang, en dat een herhaling van het incident wordt voorkomen.

Als iedereen de meldplicht kent, betekent dit niet automatisch dat de melding ook daadwerkelijk gedaan wordt. Dit kan te maken hebben met verschillende oorzaken die samenhangen met gedrag van medewerkers en/of houders. Een verplichting gaat in tegen de autonomie van mensen, en vanuit gedragswetenschappelijke inzichten is bekend dat dit weerstand kan oproepen. Het gevolg kan zijn dat een handeling, in dit geval de melding, niet wordt uitgevoerd. Het feit dat er een extra administratieve last bijkomt, kan tevens weerstand oproepen. Daarnaast vraagt het melden een nieuwe, extra handeling.

Om het beoogde doel te bereiken, is het belangrijk dat men bekend is met de meldplicht. En weet wat ze moeten doen, of waar ze dit kunnen vinden. Het doen van een melding dient zo eenvoudig mogelijk te worden vormgegeven. De definitie van een ernstig incident sluit grotendeels aan bij de definitie van een ernstig ongeval dat heeft plaatsgevonden met een attractie- of speeltoestel. Medewerkers en gastouders zijn veelal bekend met deze definitie.

Het is ook relevant dat er al verschillende meldplichten zijn (zie hoofdstuk 2) en het verwarrend kan zijn wat men precies moet doen in welke situatie. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal hierover communiceren.

Van de toezichthouder vraagt de meldplicht om de situatie van de melding te wegen. Zij dienen te beoordelen wat er op dat moment nodig is. Dit past binnen het reguliere werk, om signalen die binnenkomen te wegen en mee te nemen in het toezicht.

  • Regeldruk

Tijdens de verkenning naar de meldplicht is ook een registratieplicht voor houders om alle incidenten bij te houden overwogen. Onder andere omdat de meeste houders momenteel al een dergelijke registratie bijhouden in het kader van het veiligheids- en gezondheidsbeleid is ervoor gekozen om geen registratieverplichting op te nemen. Voor gastouders geldt deze verplichting reeds in het kader van de risico-inventarisatie en evaluatie.5

De introductie van de meldplicht heeft beperkte gevolgen voor de regeldruk van bedrijven en uitvoerende professionals en geen gevolgen voor burgers. Het voorstel bevat een nieuwe verplichting voor de houder en gastouder. Zij moeten ernstige incidenten melden bij de toezichthouder. In de praktijk komt het voor dat houders en gastouders al ernstige incidenten melden bij de GGD. Dit is echter geheel vrijblijvend, waardoor er geen zicht is op de totale omvang. Deze meldplicht brengt regeldrukkosten met zich mee. Deze kosten zijn deels afhankelijk van het aantal ernstige incidenten dat plaatsvindt. Omdat niet bekend is hoeveel en hoe vaak houders en gastouders hiervan gebruik moeten maken, is de berekening van de regeldrukkosten gebaseerd op een schatting.

De inschatting is dat het doen van een melding gemiddeld een half uur per incident kost. Het betreft hier het inlichten van de toezichthouder en het beantwoorden van eventuele vervolgvragen van de toezichthouder. Voor de dagopvang en buitenschoolse opvang uitgaan van gemiddeld 0,0036 meldingen van een ernstig incident per jaar, betekent in totaal voor alle opvanglocaties (ongeveer 17.000) structureel € 1.377, op basis van een intern uurtarief van € 54.7

5 Artikel 11, derde lid, sub c van de Regeling kwaliteit gastouders.

Voor gastouders is een inschatting van 0,003 incidenten per jaar niet passend, omdat daar minder kinderen worden opgevangen. Voor gastouders uitgaan van gemiddeld X incident per jaar, betekent in totaal voor alle gastouders (ongeveer 16.500) structureel € X, op basis van een uurtarief van € 20.8 Dit uurtarief volgt uit de waarde van een uur werken voor de gastouder. Het is gebaseerd op het gemiddelde tarief voor gastouderopvang, het gemiddeld aantal kinderen dat een gastouder opvangt en het gemiddeld aantal uren dat kinderen naar de gastouderopvang gaan.

In totaal komt het bovenstaande neer op € X aan structurele regeldrukkosten.

Er zijn ook eenmalige regeldrukkosten. Houders moeten kennis nemen van en leren werken met de nieuwe meldplicht. Zij kunnen hier een eigen proces voor opstellen. Dat geldt ook voor gastouders of (ter ondersteuning van gastouders) voor gastouderbureaus. Zij kunnen bijvoorbeeld tijd steken in de bekendheid van de meldplicht in de organisatie, de procedure om te melden opnemen in interne beleidsdocumenten. Naar inschatting wordt hier maximaal een uur aan besteed. De incidentele regeldrukkosten komen in totaal voor alle opvanglocaties (zowel dagopvang en buitenschoolse opvang als gastouder) neer op afgerond € 1,8 miljoen.9

Advies en consultatie

[PM internetconsultatie] [PM advies AP][PM advies ATR]

7.    Monitoring en evaluatie

Het onderhavige wetsvoorstel bevat een meldplicht op basis waarvan de houder van een kinderopvangcentrum of gastouder de toezichthouder op de hoogte stelt van een ernstig incident. Op basis van de meldingen ontstaat jaarlijks een overzicht van het aantal ernstige incidenten en de mogelijke oorzaken. Met de opgehaalde informatie kunnen trends in kaart worden gebracht. De meldplicht draagt hiermee bij aan het monitoren van ernstige incidenten in de kinderopvang. Dit is één van de voornaamste doelen van dit wetsvoorstel.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid monitort van 2024 tot en met 2027 de implementatie van aanpassingen in kwaliteitseisen. Daar valt ook deze meldplicht onder. Indien bij evaluatie van de uitkomsten van deze monitor blijkt dat aanpassingen noodzakelijk zijn, dan kan het beleid hier, indien nodig, op worden aangepast.

6 Gebaseerd op 2 meldingen per GGD per jaar over 17.000 locaties (2*26 GGD’en/17.000 locaties=0,003).

7 P*Q (P= 1*0,5*54, Q=17.000*0,003).

8 P*Q (P=0,2*20, Q=16.500*PM).

9 Dagopvang en buitenschoolse opvang: P*Q (P=1*54, Q=17.000). Gastouderopvang: P*Q (P=1*20, Q=16.500).

Ook zal er overleg plaatsvinden met GGD GHOR NL om de effecten van deze meldplicht te volgen, hoe het melden in de praktijk verloopt en of de beoogde doelen worden behaald.

8.  Inwerkingtreding

Het wetsvoorstel treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2026.

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

A

In dit artikel wordt omschreven wat een ernstig incident inhoudt. De nadruk ligt vooral op het niet beoogde of onverwachte karakter van de gebeurtenis.

B

In het eerste lid van dit artikel wordt voorgesteld dat de houder van een kindercentrum of een gastouder de toezichthouder zo spoedig mogelijk in kennis stelt van elk ernstig incident dat plaatsvindt. Van een ernstig incident is in ieder geval sprake wanneer het incident een dodelijke afloop heeft, er (blijvend) fysiek of mentaal letsel is aan het kind, het incident leidt tot ziekenhuisopname of als er sprake is (geweest) van vermissing.

Deze meldplicht draagt bij aan de informatiepositie van de toezichthouder en aan het verkrijgen van beleidsinformatie met betrekking tot ernstige incidenten. Op basis van de analyses kan in kaart worden gebracht wat risicovolle omstandigheden zijn. Op grond van die kennis kan proactief worden gewerkt aan het verder terugdringen van gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de kinderen.

Verder regelt dit artikel welke informatie de melding van een ernstig incident ten minste moet bevatten, zoals een beschrijving van het incident, de mogelijke oorzaak ervan en de locatie van de voorziening. Deze informatie is essentieel voor de toezichthouder om een grondige evaluatie van het incident uit te voeren en eventuele vervolgstappen te bepalen. Er worden geen persoonsgegevens verwerkt in de melding.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. van Gennip