Categorieën bekijken

Hygiënerichtlijn

De hygiënerichtlijn voor Kinderopvang is voor het laatst volledig herzien in 2025. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.

Bij deze richtlijn vind je instructies (bijvoorbeeld voor handen wassen), voorbeelden van schoonmaakschema’s en een normenlijst. Voor het maken van een checklist of rapport kun je gebruikmaken van de normenlijst. De instructies, schoonmaakschema’s en normenlijst kun je hier downloaden.

1 Inleiding

Deze richtlijn is bedoeld voor alle medewerkers en beroepskrachten die werkzaam zijn in de kinderopvang. De richtlijn geeft normen en tips voor het uitvoeren van een goede (basis)hygiëne. De term hygiëne is in deze richtlijn synoniem met infectiepreventie: het voorkomen van de overdracht en verspreiding van infectieziektes. Wanneer een goede basishygiëne wordt toegepast, kunnen ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen, parasieten en schimmels zich minder goed verspreiden.

Hoofdverantwoordelijkheid voor de implementatie en uitvoering van de hygiënerichtlijn ligt bij de werkgever. Hij is direct verantwoordelijk voor een goede hygiëne binnen de organisatie. De praktische uitvoering ligt grotendeels bij de medewerkers en de facilitaire dienst. In deze richtlijn wordt met ‘opvang’ zowel kinderdagopvang als buitenschoolse opvang bedoeld. Iedereen die in de kinderopvang werkt heet in de tekst ‘medewerker’ en de houder of manager heet ‘werkgever’.

In deze hygiënerichtlijn staan alleen normen en tips over hygiëne of andere infectiepreventiemaatregelen en geen normen en tips over veiligheid, comfort of voorkomen van andere gezondheidsklachten.

De hygiënenormen en -tips in deze richtlijn zijn aanvullend ten opzichte van eisen in de arbocatalogus(externe link) of in regelgeving zoals het Arbobesluit, het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Eisen uit regelgeving gaan altijd voor hygiënenormen en -tips.

Hygiëne en ziekteverwekkers

Een goede hygiëne beperkt de verspreiding van ziekteverwekkende micro-organismen. Ziekte door micro-organismen noemen we een infectieziekte.

Niet alle micro-organismen veroorzaken ziekte. De meeste micro-organismen zijn onschuldig en/of zelfs nuttig voor de mens.

Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën, virussen, parasieten en schimmels. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en urine, op en in voedsel, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in de lucht en in water.

De weerstand van kinderen is nog in ontwikkeling. Ze zijn daarom kwetsbaar voor ziekteverwekkers en kunnen hierdoor erg ziek worden. Zij hebben een grotere kans op het oplopen van een infectieziekte via andere kinderen en door het gebruik van gezamenlijke spullen en toiletten. Een hygiënische omgeving is belangrijk voor de gezondheid van het kind.

Op basis van artikel 26 van de Wet publieke gezondheid (Wpg(Wet Publieke Gezondheid)) dienen kindercentra een melding te maken bij de GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst) als er zieken zijn met:

  • maag-darmproblemen, braken en/of diarree
  • geelzucht
  • schurft
  • huiduitslag
  • of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard

Informatie over de meldingsplicht is te vinden via Artikel 26-meldingen Wpg-instellingen(externe link).

Soms kan een ziekteverwekker zorgen voor meerdere zieke mensen in een korte tijd, ook wel een uitbraak genoemd. Als twee of meer volwassenen of kinderen ziek worden in korte tijd (bijvoorbeeld overgeven en diarree), raadpleeg dan altijd de GGD in de regio(externe link)Neem ook bij twijfel contact op met de GGD.

Op de RIVM-pagina Hygiëne is meer informatie te vinden over het belang van hygiëne om een infectieziekte te voorkomen. Een illustratie met een overzicht van de belangrijkste hygiënische maatregelen voor thuis of op werk kun je hier downloaden. 

Het RIVM heeft een handige website ontwikkeld voor medewerkers in de kinderopvang. Deze heet KIDDI. Hier vind je informatie over infectieziekten bij kinderen, te treffen maatregelen en dagelijkse hygiëne. Ook vind je hier wanneer een infectieziekte gemeld moet worden bij de GGD. Je kunt KIDDI vinden via https://kiddi.rivm.nl(externe link).

Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich?

Ziekteverwekkers verspreiden zich onder andere via:

  • de handen
  • voedsel en water
  • voorwerpen en oppervlakken (zoals deurklinken, stoelen, toiletbediening, speelgoed)
  • lichaamsvloeistof (bloed, ontlasting, braaksel, speeksel, enzovoorts)
  • de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers, stof of zeer kleine waterdruppels)
  • dieren (huisdieren, insecten, ratten, muizen, enzovoorts)

Wat zijn hygiënenormen en tips?

Hygiënenormen
Hygiënenormen staan in een geel kader.
Door het uitvoeren van de normen voer je een goed hygiënebeleid en beperkt u de overdracht en verspreiding van ziekteverwekkers.
De hygiënenormen zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en/of consensus van een werkgroep. Hierin zitten vertegenwoordigers van de doelgroep en hygiënedeskundigen. 
Tips
Tips staan in een grijs kader.
De tips zijn een vrijblijvend advies.
Dit advies opvolgen leidt tot hygiënischer werken.

2 Persoonlijke hygiëne

2.1 Handen wassen

Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers zich verspreiden, is via de handen. Door de handen te wassen met stromend water en vloeibare zeep uit een pompje (zeepdispenser) en goed af te drogen worden de ziekteverwekkers zo veel mogelijk verwijderd. Vloeibare zeep heeft de voorkeur boven een blok zeep, omdat op laatstgenoemde micro-organismen kunnen blijven zitten. Handen drogen met elektrische handdrogers is minder hygiënisch dan met (papieren) wegwerpdoekjes. Deze apparaten zijn daarom niet als alternatief opgenomen.

Het kan voorkomen dat een medewerker de handen niet kan wassen op onderstaande momenten, bijvoorbeeld omdat er geen handenwasgelegenheid in de buurt is. Medewerkers kunnen dan de handen desinfecteren met een handdesinfectiemiddel. Voorwaarden hierbij zijn:

  • De handen zijn niet zichtbaar vuil; handdesinfectiemiddelen werken niet voldoende op vervuilde handen.
  • Gebruik het handdesinfectiemiddel volgens de instructie van de fabrikant.
  • Gebruik alleen door Ctgb(Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) of ECHA(European Chemicals Agency) toegelaten handdesinfectiemiddelen (zie paragraaf 5.3).
  • Gebruik handdesinfectiemiddelen alleen voor medewerkers, niet bij kinderen.
  • Houd handdesinfectiemiddelen buiten bereik van kinderen.

In de kinderopvang heeft handen wassen met water en vloeibare zeep de voorkeur boven het desinfecteren van de handen.

Hygiënenormen
Was de handen altijd met stromend water en vloeibare zeep:
* als ze zichtbaar vuil zijn;
* wanneer ze plakkerig aanvoelen;na een toiletbezoek;
* na het verschonen van elke luier;
* na het afvegen van de billen van een kind;
* als er lichaamsvloeistoffen op zijn gekomen, bijvoorbeeld na hoesten, niezen of het snuiten van de neus (van uzelf of een kind);
* voor en na het (bereiden van) eten;
* voor het bereiden of aanraken van flesvoeding/moedermelk;
* voor en na het verzorgen van een wond;voor en na het aanbrengen van crème of zalf;
* na schoonmaakwerkzaamheden en contact met vuil textiel of afval;
* na het uittrekken van handschoenen;na buitenactiviteiten, zoals buitenspelen en in de (moes)tuin werken;na handcontact met dieren.

* Alleen als de handen niet zichtbaar vuil zijn en handen wassen niet mogelijk is, dan kunnen medewerkers hun handen desinfecteren met een toegelaten handdesinfectiemiddel. Gebruik handdesinfectiemiddelen niet bij kinderen en zorg dat kinderen niet bij de middelen kunnen komen.
* Was de handen volgens het schema ‘Instructies handen wassen’.
* Hoest of nies in een papieren zakdoek, gooi die daarna weg en was de handen. Is dit niet mogelijk, hoest of nies dan in de elleboog en niet in de handen.
Tips
Het schema ‘Instructies handen wassen’ is als download bij deze richtlijn gevoegd. Print de instructie uit en plaats deze bij de handenwasgelegenheid.
Leer kinderen ook om op bovenstaande momenten de handen te wassen.

Instructies handen wassen

Het schema ‘Instructies handen wassen’ kunt u hier downloaden als pdf.

2.2 Sieraden en nagelbedekking

Om de handen goed schoon te maken bij het handen wassen, is het belangrijk om te letten op sieraden en nagelbedekking. Een GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kan bij uitbraak van een infectieziekte altijd extra adviezen geven om de uitbraak te bestrijden.

2.2.1 Sieraden

Horloges, armbanden, ringen en andere sieraden kunnen ziekteverwekkers vasthouden. Vooral bij risicohandelingen is het belangrijk om geen sieraden te dragen. Bij deze handelingen is er een grote kans op het in aanraking komen met of uitwisselen van lichaamsvloeistoffen zoals ontlasting, urine en bloed. In deze lichaamsvloeistoffen kunnen ziekteverwekkers zitten.

In de kinderopvang gelden in ieder geval de volgende risicohandelingen:

  • het bereiden en geven van voedsel, waaronder zuigelingenvoeding;
  • het verschonen van luiers;
  • het helpen van een kind bij het afvegen als het kind naar het toilet is geweest;
  • het verzorgen van een bloedende wond.

Ga als opvang na of er nog andere risicohandelingen plaatsvinden. Eventueel kan de GGD hierin adviseren.

Het volgende geldt voor sieraden:

Hygiënenorm
Draag bij risicohandelingen geen sieraden aan de handen en polsen.
Tip
Het wordt aangeraden om helemaal geen horloges, armbanden of ringen te dragen. Doe je dit wel, let er dan met het handenwassen extra goed op om deze ook schoon te maken en goed af te drogen. Zeker wanneer er een infectieziekte heerst op de groep!

2.2.2 Nagels en nagelbedekking

In de kinderopvang wordt gewerkt met jonge kinderen. Deze kinderen zijn kwetsbaar voor infectieziekten, omdat het immuunsysteem nog volop in ontwikkeling is. In de kinderopvang zien we regelmatig uitbraken van infectieziekten. Een belangrijke route van verspreiding van ziekteverwekkers is via de handen. Daarom is een goede handhygiëne van medewerkers van belang. Niet alleen ter bescherming van de kinderen, maar ook van de medewerkers zelf.

Onder lange nagels en (beschadigde) nagelbedekking kunnen ziekteverwekkers zitten, wat kan leiden tot de verspreiding van infectieziekten (SRI-richtlijn Handhygiëne & persoonlijke hygiëne medewerker(externe link) 2024, WHO 2024(externe link)). Dit geldt ook voor op het oog intacte kunstnagels of nagellak.

Daarom wordt aanbevolen om te streven helemaal geen nagelbedekking zoals (gel-)nagellak, gelnagels, BIAB en andere kunstnagels te dragen in de kinderopvang. Hiermee wordt de kans op overdracht van ziekteverwekkers verkleind.

De volgende normen gelden voor de nagels:

Hygiënenormen
Houd de nagels kort en schoon.Zorg dat de nagels onbeschadigd en glad zijn (geen steentjes, pailletten etc.).

2.3 Handschoenen

Het dragen van handschoenen wordt niet aangeraden in de kinderopvang. Handschoenen zijn alleen nodig bij situaties met een verhoogde kans op besmetting, of op advies van de GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst) als er een infectieziekte-uitbraak is. Situaties met een verhoogde kans op besmetting zijn bijvoorbeeld:

  • het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar bloed of braaksel op zit;
  • het behandelen van een bloedende wond bij iemand anders.

Gebruik handschoenen die geschikt zijn voor bescherming tegen micro-organismen en volg het gebruiksvoorschrift op de verpakking.

Hygiënenormen
* Draag handschoenen bij het opruimen of schoonmaken van oppervlakken of materialen zichtbaar vervuild met bloed, braaksel of ontlasting, of op advies van de GGD.
* Trek handschoenen uit direct na gebruik bij een vuile handeling en gooi ze weg. Was de handen direct na het uittrekken van de handschoenen (zie paragraaf 2.1).
* Gebruik alleen handschoenen die voldoen aan de norm (NEN(Nederlandse norm )-)EN 374. Op de verpakking moet zowel deze norm als de afbeelding ‘beschermt tegen micro-organismen’ staan:
Op de handschoenenverpakking moet ook de CE(Conformité Européenne)-markering staan:
TipsVerwijder hand- of polssieraden voordat je handschoenen aantrekt.Online staan verschillende filmpjes hoe je het beste handschoenen kan aan- en uittrekken.

2.4 Kleding

Ziekteverwekkers kunnen zich verspreiden via kleding, zoals via vervuilde mouwen. Kleding kan bijvoorbeeld vervuild raken bij het schoonmaken van een oppervlak met ontlasting of braaksel.

Hygiënenormen
Trek schone kleding aan als je kleding zichtbaar vervuild is met bijvoorbeeld ontlasting of braaksel.
Was de kleding volgens de voorschriften in paragraaf 3.5.
Tip
Zorg ervoor dat de mouwen niet in aanraking komen met lichaamsvloeistoffen. Dit doe je door bijvoorbeeld de mouwen op te stropen of korte mouwen te dragen.

3 Hygiënisch werken

3.1 Hygiëne tijdens het verschonen van luiers

Tijdens het verschonen van de luiers kan er urine of ontlasting op de handen komen, ook al kun je dit niet (altijd) zien. In urine en ontlasting kunnen ziekteverwekkers zitten. Tijdens het verschonen van een kind kan er ook urine of ontlasting op het verschoonkussen komen. Daarom is het nodig om hygiënisch te werken en het verschoonkussen goed schoon te houden.

Het gebruik van handschoenen is normaal gesproken niet nodig. Handen wassen met water en zeep na het verschonen van een kind is voldoende.

Bij een infectieziekte-uitbraak kan (bijvoorbeeld via ontlasting) een ziekte zich verspreiden. Laat je in die situaties door de GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst) adviseren over de te nemen maatregelen. Het gebruik van handschoenen kan bij een infectieziekte-uitbraak een preventieve maatregel zijn tegen verdere verspreiding. Het zorgt ook voor bescherming van de medewerker. Hetzelfde geldt voor het desinfecteren na het schoonmaken van het verschoningskussen. Instructies voor het gebruik van handschoenen staan beschreven in paragraaf 2.3. Instructies voor desinfecteren staan in paragraaf 5.3.

Voor het verschonen van wasbare luiers gelden ook onderstaande normen. Wel is het mogelijk nodig om afspraken te maken met ouders/verzorgers. Die afspraken kunnen bijvoorbeeld gaan over de bewaarplek voor de waszak/luieremmer met vuile luiers (mogelijk apart per kind). Of over de gestelde eisen aan het wassen van de luiers zelf. Deze afspraken zijn mede afhankelijk van of de luiers geregeld worden vanuit de kinderopvangorganisatie zelf of dat luiers door de ouders/verzorgers worden meegegeven en weer mee naar huis worden genomen.

Voor het hygiënisch werken voor, tijdens en na het verschonen van een luier gelden de volgende normen:

Hygiënenormen
Het verschonenHet gebruik van handschoenen is normaal gesproken niet nodig.
Was de handen met water en zeep na elke luier, zie paragraaf 2.1.Gebruik een tube of pot met crème. Gebruik een spatel of een tissue als je crème uit een pot gebruikt. Gebruik de spatel en tissue eenmalig en gooi deze daarna weg.Maak het kussen schoon na elke verschoning of gebruik bij elke verschoning een schone handdoek of kussenhoes.
Gooi de gebruikte luier na het verschonen direct in een luieremmer of in een no touch-afvalemmer (bijvoorbeeld met pedaal).
Indien van toepassing: maak afspraken over het gebruik en opslag van wasbare luiers.
Indien van toepassing: was wasbare luiers volgens het wasvoorschrift van de fabrikant.
Inrichting van de verschoonplaatsPlaats de verschoonplaats in de buurt van een kraan met zeep en papieren doekjes, maar gescheiden van de plek waar voedsel en flesvoeding wordt bereid en wordt afgewassen.
Verschoon kinderen op een verschoonkussen van glad en afwasbaar materiaal dat met water en allesreiniger schoon te maken is.
Onderhoud en schoonmaken van de verschoonplaatsGebruik voor het schoonmaken kant-en-klare schoonmaakdoekjes of allesreiniger verdund met water in een sprayflacon (en ververs dit dagelijks). Billendoekjes e.d. zijn niet geschikt om het verschoonkussen schoon te maken.
Vervang het verschoonkussen direct als het beschadigd is.
Desinfecteren van het verschoonkussen, bijvoorbeeld met alcohol, is normaal gesproken niet nodig.

3.2 Kind helpen op potje of bij toiletbezoek

Ook op handen en sanitair kan urine en ontlasting komen na een toiletbezoek of bij het helpen van een kind met toiletbezoek. Vuile handen kunnen ziekteverwekkers op verschillende oppervlakken verspreiden. Denk hierbij aan de spoelknop, de kraan, de handdoekhouder, de lichtschakelaar of de deurkruk.

Hygiënenormen
Was de handen met water en zeep na het helpen van elk kind, zie paragraaf 2.1.
Zorg dat het kind de handen wast met water en zeep na het potje of toiletbezoek.
Zorg dat het toilet schoon wordt achtergelaten door zichtbare verontreiniging schoon te maken. Was daarna de handen met water en zeep.Richt toiletten in volgens paragraaf 6.3.
Als de organisatie ervoor kiest om potjes te gebruiken, dan gelden de volgende normen:Leeg de potjes in de wc.
Maak meteen na gebruik het potje schoon met water en allesreiniger. Berg het potje droog op.Maak potjes niet schoon bij dezelfde kraan waar zuigelingenvoeding en eten wordt klaargemaakt.

3.3 Tanden poetsen

Een organisatie kan er voor kiezen om tijdens het verblijf de tanden van de kinderen te poetsen. Om verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen via de tandenborstels gelden de volgende normen:

Hygiënenormen
Geef ieder kind een eigen borstel waarop de naam van het kind staat.Plaats de tandenborstels in een schone beker of houder en berg ze los van elkaar op.
Tip
Vervang elke drie maanden de tandenborstel.

3.4 Afvalverwerking

Afval kan een bron van ziekteverwekkers zijn. Bovendien trekt afval ongewenste dieren aan. Voorbeelden van afval zijn: etensresten, oud papier en verpakkingsmaterialen van voedingsmiddelen.

Hygiënenormen
Leeg afvalbakken minstens één keer per dag en zorg voor een schone afvalbak. Spreek voor het legen van professionele damesverbandcontainers met de leverancier een geschikte termijn af.
Sluit zakken goed en gooi ze direct in afvalcontainers. Plaats geen afval naast afvalcontainers.Verzamel etensresten direct na het gebruik van maaltijden in afsluitbare afvalbakken.
Verzamel glas en ander gevaarlijk afval, zoals scherpe mesjes, apart.
Tips
Druk geen lucht uit de volle afvalzak (bijvoorbeeld om de zak makkelijker te sluiten); ziekteverwekkers kunnen zich ook via de lucht verspreiden.
Gebruik vuilniszakken in afvalbakken (met uitzondering van zelfdovende afvalbakken).

3.5 Wasgoed

Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. Je kunt het wasgoed zelf wassen of laten wassen door een wasserij.

HygiënenormenVerzamel en verplaats vuile was in een wasmand of zak.Was met een volledig wasprogramma.Houd schone was gescheiden van vuile was.
TipsDruk geen lucht uit een zak gevuld met wasgoed (bijvoorbeeld om de zak makkelijker te sluiten); ziekteverwekkers kunnen zich ook via de lucht verspreiden.Gebruik geschikte handschoenen (zie paragraaf 2.3) bij het sorteren van de vuile was.

Met wasgoed wordt niet schoonmaakmateriaal bedoeld, zoals moppen, vaatdoekjes e.d. Zie voor deze wasinstructies paragraaf 5.2.

3.6 Beddengoed

Via bedden en beddengoed kunnen ziekteverwekkers worden verspreid. Daarom is het belangrijk om de bedden en het gebruikte beddengoed van de kinderen schoon te houden.

HygiënenormenGebruik schoon beddengoed voor elk kind en gebruik het beddengoed kindgebonden. Als een kind de hele week op de opvang is, kan het beddengoed de hele week worden gebruikt voor hetzelfde kind. Wisselt het per dag, vervang dan het beddengoed elke dag.Was beddengoed bij zichtbare vervuiling en in ieder geval elke week.Was beddengoed met een wasprogramma van 60 graden.

4 Thermometers en huid- en wondverzorging

In dit hoofdstuk staan de hygiënenormen voor het omgaan met thermometers en huid- en wondverzorging. De normen en tips kunnen worden opgenomen voor het opstellen van het beleidsplan. Dit zorgt voor een eenduidige werkwijze.

Kinderen op een kinderopvang hebben soms medische zorg nodig tijdens het verblijf. Daarom is het voor de beroepskrachten belangrijk om te weten hoe zij hygiënisch en veilig kunnen handelen.

4.1 Thermometers

Ziektes kunnen verspreid worden via een thermometer die door meerdere mensen wordt gebruikt. Voor een hygiënisch en goed gebruik van de thermometer gelden de volgende normen:

HygiënenormenGebruik thermometerhoesjes.Maak de thermometer na elk gebruik schoon, bijvoorbeeld met reinigingsdoekjes of water en allesreiniger.Desinfecteer daarna de thermometer volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.

4.2 Huid- en wondverzorging

Wanneer een kind een wond(j)e heeft, moet infectie worden voorkomen. Daarnaast kunnen in bloed of wondvocht virussen aanwezig zijn zoals het hepatitis B- of C-virus of hiv(humaan immunodeficientievirus). Zorg er daarom voor dat je hygiënisch werkt. Thuisarts.nl geeft informatie over gezondheid en ziekte, waaronder wondverzorging.

Hiervoor gelden de volgende normen:

HygiënenormenWas de handen voor en na de verzorging van de wond of huid.Gebruik een spatel of tissue als je crème uit een pot schept. Gebruik de spatel en tissue eenmalig en gooi deze weg na gebruik.Draag handschoenen bij het verzorgen van een bloedende wond of bij het opruimen van bloed. Zie paragraaf 2.3.Voor de verzorging van een wond, zie Thuisarts.nl(externe link)Hier staat per soort wond uitgelegd wat je moet doen, bijvoorbeeld bij een schaafwond of bijtwond.

5 Schoonmaken en desinfecteren

Schoonmaken is het verwijderen van stof en vuil, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo verwijder je ook ziekteverwekkers en verklein je de kans op ziekte. Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers door het gebruik van een desinfectiemiddel.

5.1 Schoonmaakregels en -technieken

Als er verkeerd schoongemaakt wordt, kunnen ziekteverwekkers achterblijven en verspreid worden. Ben je zelf (eind)verantwoordelijk voor de schoonmaak, houd je dan aan de volgende normen:

HygiënenormenGeef iedereen die schoonmaakt instructies over:de manier van schoonmaken;de middelen die ze hiervoor moeten gebruiken;het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.Maak eerst ‘droog’ schoon (afstoffen, stofzuigen) en daarna ‘nat’ (vochtig doekje, stomen, dweilen).Maak schoon van ‘schoon’ naar ‘vuil’ en van ‘hoog’ naar ‘laag’. Zie de RIVM-pagina Schoonmaken voor voorbeelden.Werk volgens een schoonmaakschema.Maak alleen schoon met middelen die ook daadwerkelijk als schoonmaakmiddel worden verkocht, zoals een allesreiniger. Gebruik de middelen volgens de instructies. Deze instructies staan op de verpakking of zijn verkrijgbaar bij de leverancier.Meng een schoonmaakmiddel nooit met andere (schoonmaak)middelen. Door te mengen werkt het schoonmaakmiddel minder goed en krijg je een slechter resultaat. Bij mengen met middelen die bleek bevatten kunnen giftige gassen ontstaan.Het dragen van handschoenen tijdens schoonmaken wordt niet aangeraden, behalve bij het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar lichaamsvloeistoffen op zitten. Draag geschikte handschoenen (zie paragraaf 2.3). Gooi de handschoenen direct na het schoonmaken weg en was de handen op de juiste wijze (zie paragraaf 2.1).
TipsLaat een professioneel schoonmaakbedrijf schoonmaken of laat een deskundige, zoals een officieel schoonmaakbedrijf, instructie geven aan iedereen die schoonmaakt.Vergeet tijdens het schoonmaken niet plekken en voorwerpen mee te nemen die mensen veel aanraken. Denk aan kranen, lichtschakelaars, deurklinken, doorspoelknoppen, etc.Volg bij het schoonmaken van het sanitair de schoonmaakinstructies bij deze richtlijn.Stofzuig de ruimtes als er geen kinderen zijn en zet de ramen open.

5.2 Omgaan met schoonmaakmaterialen en -middelen

De schoonmaakmaterialen moeten ook goed worden schoongemaakt, gedroogd en opgeruimd. Zo voorkom je dat ziekteverwekkers uitgroeien en worden verspreid. Gebruik schoonmaakmaterialen zoals microvezeldoekjes volgens de instructie op de verpakking. Uit onderzoek blijkt dat microvezeldoekjes na 150 wasbeurten niet meer goed werken (Smith 2011). Het aantal wasbeurten hoeft echter niet te worden bijgehouden; een schatting is genoeg.

HygiënenormenGebruik bij elke schoonmaakbeurt schone materialen.Was schoonmaakmaterialen zoals moppen en (microvezel)doeken na gebruik op minimaal 60 graden. Laat de gewassen materialen daarna drogen aan de lucht of in een wasdroger of gebruik wegwerpmaterialen en gooi deze direct na gebruik weg.Maak schoonmaakmaterialen die niet in de wasmachine kunnen en niet direct na gebruik weggegooid worden, zoals emmers en trekkers, na gebruik schoon. Spoel ze af met water. Droog ze daarna af of laat ze drogen door de materialen omgedraaid op een schone ondergrond te leggen (emmers) of op te hangen (trekkers).Gebruik bij elke schoonmaakbeurt nieuw sopwater. Vervang het sop bij zichtbaar vuil. Gooi het sopwater direct weg na het schoonmaken.Laat natte schoonmaakmaterialen na gebruik nooit in emmers achter.Gebruik alleen stofzuigers met stoffilters en vervang deze filters zo vaak als de fabrikant voorschrijft.Berg schoonmaakmaterialen en -middelen op in een aparte opslagruimte waar het niet in contact kan komen met levensmiddelen.Gebruik en was microvezeldoekjes volgens de instructie op de verpakking of zoals vermeld op de website van de fabrikant. Vervang de microvezeldoekjes na ongeveer 150 keer wassen, of eerder als dat op de verpakking staat aangegeven. Het aantal wasbeurten hoeft echter niet te worden bijgehouden; een schatting is genoeg.
TipGebruik bij het dweilen verschillende emmers (bijvoorbeeld met aparte kleuren) voor schoon en vuil sopwater. Maak de dweil of mop nat in de emmer met schoon sop en spoel hem uit in de andere. Zo blijft sopwater langer schoon.

5.3 Desinfecteren

Door te desinfecteren met een desinfectiemiddel worden zoveel mogelijk ziekteverwekkers die zijn achtergebleven na het schoonmaken gedood. Desinfecteren van oppervlakken en materialen is alleen in bijzondere situaties nodig. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn bij een uitbraak van een bepaalde ziekteverwekker of bij vervuiling van een oppervlak met bloed of een lichaamsvloeistof waar bloed bij zit. In andere situaties is schoonmaken voldoende en is desinfecteren niet nodig.

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden(externe link) (Ctgb(Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)) en de European Chemicals Agency(externe link) (ECHA(European Chemicals Agency)) beoordelen of een desinfectiemiddel goed werkt en veilig is. Ook stellen zij vast waar, waarvoor en hoe het gebruikt mag worden. Dit staat in de gebruiksaanwijzing op het etiket. Een toegelaten middel herken je aan het etiket van het product: hier hoort een vijfcijferig nummer te staan met daarachter de letter N (bijvoorbeeld 23456N) of de letters EU(Europese Unie) of NL met daarachter 11 cijfers (bijvoorbeeld NL-1234567-0001).

HygiënenormenDesinfecteer alleen als er éérst is schoongemaakt. Desinfecterende middelen werken onvoldoende als het oppervlak of voorwerp nog vuil of stoffig is. Er zijn een aantal toegelaten middelen die in één handeling zowel schoonmaken als desinfecteren. Dit staat dan in het gebruiksvoorschrift. Gebruik je zo’n middel? Dan is schoonmaken voordat je dit middel gebruikt uiteraard niet nodig, tenzij er sprake is van ernstige vervuiling, hierbij is schoonmaken vooraf wel nodig.Desinfecteer alleen de plek waar het bloed op zat. Dit geldt ook als bloed er al lang op zat; ook in oud bloed kunnen ziekteverwekkers overleven.Gebruik desinfectiemiddelen verder alleen na overleg met de GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst) als er een ziekte heerst. De GGD legt uit welk middel je het beste kunt gebruiken en op welke manier. De GGD geeft ook advies over beschermende maatregelen zoals handschoenen en wegwerpschorten.Draag bij het desinfecteren altijd handschoenen (zie paragraaf 2.3) en was de handen daarna met water en zeep.Draag een wegwerpschort als je kleding vervuild kan raken met lichaamsvloeistof zoals bloed.Desinfecteer alleen met desinfectiemiddelen die in Nederland zijn toegelaten door het Ctgb of ECHA.Gebruik een desinfectiemiddel volgens de gebruiksaanwijzing (op het etiket).
TipsGebruik je nog geen desinfectiemiddel? Vraag een deskundige op het gebied van desinfectiemiddelen van jouw Nederlandse leverancier/groothandel (eventueel de leverancier van de reinigingsmiddelen) naar een geschikt middel. Zij mogen alleen desinfectiemiddelen verkopen die zijn toegelaten op de Nederlandse markt.Gebruik je al een desinfectiemiddel? Controleer op het etiket of er een toelatingsnummer op staat. Dit kunnen 5 cijfers met N erachter zijn of de letters ‘EU’ of ‘NL’ met daarachter 11 cijfers.Neem bij twijfel contact op met de leverancier/groothandel of met een deskundige van de GGD.

6 Bouw en inrichting

Het goed schoonhouden van toiletten, doucheruimtes, de keuken en andere ruimtes is belangrijk om verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen. Hoe makkelijk het schoonmaken gaat, kan liggen aan de inrichting van een gebouw of terrein. Zo zijn gladde wanden in toiletten sneller en beter schoon te krijgen dan ruwe wanden. In dit hoofdstuk staan voor verschillende type ruimtes normen en tips voor een goede hygiëne.

In het Besluit bouwwerken leefomgeving(externe link) zijn eisen voor de bouw en inrichting van gebouwen opgenomen. Gemeenten kunnen ook aanvullende bouw- en inrichtingseisen stellen. Deze eisen zijn leidend; onderstaande normen en tips kunnen daardoor (deels) voor sommige gebouwen of terreinen niet van toepassing zijn.

6.1 Algemene normen inrichting

Alle ruimtes waar medewerkers, kinderen en bezoekers komen, zoals eetruimtes, toiletten en (buiten)speel-, ontvangst- en gebruiksruimtes, moeten veilig en goed schoon te maken zijn.

HygiënenormenRicht ruimtes zo in dat schoonmakers overal bij kunnen.Er is voldoende verlichting om schoon te maken en het resultaat te kunnen zien.De meubels, de vloeren en alle materialen, bijvoorbeeld speelgoed of toetsenbord, zijn goed schoon te maken.Plaats op handige plekken een afvalbak met vuilniszak.Zorg voor naaldcontainers met een UN(United Nations) (United Nations)-keurmerk op plekken waar met injectienaalden, zoals een insulinepen of andere scherpe voorwerpen wordt gewerkt.
 
TipsZorg voor een afgesloten afvalemmer met voetbediening in elke ruimte waar personen komen (ook toiletten).Gebruik een droogloopmat en/of binnenschoenen om de vloer langer schoon te houden. Zorg dat de droogloopmat goed schoon te maken is.

6.2 Infectiepreventie binnenlucht

Door te ventileren en regelmatig te luchten wordt overdracht van ziekteverwekkers die verspreid worden via de lucht verminderd. Een gezond en prettig binnenmilieu is om veel meer redenen belangrijk, zoals het voorkomen van stankoverlast en beperken van allergenen. Zie voor adviezen over een gezond binnenmilieu de RIVM-pagina Binnen- en buitenmilieu voor basisscholen en kinderopvang, de website GGD Leefomgeving(externe link) of GGD-richtlijnen voor Medische Milieukunde.

De hygiënenormen en tips in dit hoofdstuk zijn aanvullend op het Besluit bouwwerken leefomgeving(externe link) (Bbl). In het Bbl zijn onder meer eisen opgenomen over de hoeveelheid luchtverversing die minimaal met de ventilatievoorzieningen van een ruimte moet worden behaald, ook wel ‘ventilatiecapaciteit’ genoemd. De ventilatiecapaciteit gaat over de hoeveelheid verse buitenlucht die aan een ruimte moet kunnen worden toegevoerd. Dit houdt in dat deze hoeveelheid in de praktijksituatie niet altijd hoeft te worden bereikt. Het vermogen van de ventilatievoorziening moet zijn afgestemd op het aantal mensen dat gebruik kan maken van de ruimte. Mogelijk zijn er ook nog aanvullende eisen of richtlijnen voor jouw sector, bijvoorbeeld in de Arbocatalogus.

Deze paragraaf is bedoeld voor locaties waar de gebruiker/huurder van een ruimte de ventilatie zelf kan regelen door het openen van ramen/roosters of een knop. De hygiënenormen zijn echter ook van toepassing op gebouwen met een centraal luchtbehandelingssysteem, ook wel heating, ventilation & airconditioning (HVAC)-installaties genoemd. Voor het uitvoeren van de normen wordt de verantwoordelijke voor het onderhoud en hygiëne van de gebouwvoorzieningen aangesproken. Bespreek onderstaande hygiënenormen en tips met de gebouwbeheerder, schoonmaakdienst, Arbocoördinator en/of andere partijen die betrokken zijn bij het binnenmilieu/-klimaat.

6.2.1 Ventileren en luchten

Ventileren is het verversen van de binnenlucht met buitenlucht. Dit kan op verschillende manieren praktisch worden uitgevoerd. Dit kan met ‘natuurlijke ventilatie’: ventilatieroosters openhouden en/of ramen op een kier zetten, afhankelijk van de voorzieningen. Het kan ook door ‘mechanische ventilatie’: een systeem in het gebouw zorgt voor de luchtverversing en de hoeveelheid ventilatie is meestal in te stellen. Luchten is in een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.

Door te ventileren en te luchten kunnen ziekteverwekkers die zweven in de binnenlucht worden verminderd. Ook zorgt ventileren en luchten voor het afvoeren van vocht, waardoor schimmel minder kans krijgt om te groeien. Luchten is ook nodig als de lucht niet fris ruikt. Dit kan door het korte tijd (10 à 15 minuten) openzetten van een of meerdere ramen en deuren in de ruimte. In ruimtes waar geen ramen zijn die open kunnen, kan ook het ventilatiesysteem op maximaal gezet worden als er geen mensen in de ruimte aanwezig zijn.

Ventileer altijd voldoende voor het aantal mensen dat aanwezig is in de ruimte. Bijvoorbeeld: als een kantoorruimte voor 4 personen omgebouwd wordt tot een vergaderruimte voor 10 personen, dan moet er worden bepaald of de ventilatie(capaciteit) voldoende is voor dit aantal mensen. Daarnaast verschilt de hoeveelheid benodigde ventilatie ook per activiteit die plaatsvindt (gebruiksfunctie). Bijvoorbeeld: wordt er gesport, is het een zorginstelling of een kantoorruimte?

Met voldoende ventileren wordt bedoeld dat de luchtverversing minimaal de waarde behaalt die is opgenomen in het Bbl (zie aansturingsartikel 4.121(externe link)) of genoemd wordt in aanvullende richtlijnen/Arbovoorschriften. Ook moet deze ventilatievoorziening op de juiste manier worden gebruikt (maximaal gebruik ventilatiecapaciteit bij volledige bezetting). Maak een instructie hoe de ventilatievoorziening te gebruiken als de ruimte wordt gehuurd of in bruikleen is en de natuurlijke ventilatie of mechanische ventilatiesystemen door de gebruiker van de ruimte zelf moeten worden aangezet.

Bij voorkeur wordt ook bij oude gebouwen gestreefd naar de minimale ventilatiecapaciteit voor ‘nieuwbouw’ (Bbl; aansturingsartikel 4.121). Om ook op de langere termijn voldoende ventilatie te garanderen is het bij nieuwbouw en renovatie aan te bevelen uit te gaan van een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Bouwbesluit. Als waarde wordt minimaal 7 liter/seconde/persoon geadviseerd (NEN-EN 16798-1(externe link)); de WHO adviseert 10 l/s/p(externe link).

Om te bepalen of er voldoende wordt geventileerd, kan gebruikgemaakt worden van een CO2(carbon dioxide)-meter. Een CO2-meter geeft een schatting of er voldoende wordt geventileerd. Let op: het is belangrijk om de CO2-meter op de juiste plek te zetten voor een goede meting. Ook heeft de hoeveelheid personen in de ruimte invloed op de meting. Zie voor meer informatie over ventileren en CO2-meters: De 5 basistips om te ventileren – Ventileren zo gedaan(externe link). Daarnaast zijn er verschillende media en apps die informatie geven over ventilatie in de kinderopvang.

Als ventilatieroosters niet worden schoongemaakt of het mechanische ventilatiesysteem niet wordt onderhouden, kan dit uiteindelijk een negatief effect hebben op de hoeveelheid luchtverversing. Ook kan hierdoor na verloop van tijd meer geluid ontstaan, waardoor een ventilatiesysteem dat door mensen in de ruimte zelf is te regelen in een lagere stand wordt gezet. Het is daarom van belang de ventilatievoorzieningen goed te onderhouden. Onderstaande hygiënenormen zijn aanvullend op de geldende eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving en eventueel aanwezige ventilatievoorschriften uit de Arbocatalogus of sectorspecifieke ventilatierichtlijnen.

HygiënenormenZorg voor voldoende ventilatie voor het aantal mensen dat in de ruimte verblijft en voor de activiteiten die in de ruimte plaatsvinden.Controleer bij het veranderen van de functie van een ruimte of de ventilatievoorziening nog voldoende is voor het maximaal aantal personen dat in de ruimte kan verblijven.Zorg voor goed werkende ventilatievoorzieningen, zodat er altijd voldoende wordt geventileerd. Blokkeer geen ventilatieroosters of -ventielen. Gebruik de mechanische ventilatievoorziening volgens de instructie van de fabrikant.Zorg voor een zichtbare instructie hoe voldoende moet worden geventileerd als de ventilatie door de gebruiker van de ruimte zelf moet worden geregeld.Maak roosters en ventielen schoon bij zichtbaar vuil. Onderhoud de mechanische ventilatievoorziening, inclusief filters, volgens de instructie van de fabrikant of verhuurder. Geef aan hoe vaak er wordt schoongemaakt in een schoonmaakschema.Lucht een ruimte voor 10 à 15 minuten als de lucht niet meer fris ruikt (bijvoorbeeld in de pauze of na een bijeenkomst met een groep mensen). Lucht ook als er veel vocht in de ruimte is (bijvoorbeeld na het koken of douchen).
TipsGebruik de website Ventileren zo gedaan!(externe link) voor tips om de ventilatie te verbeteren en voor het gebruik van CO2-meters.Gebruik een CO2-meter om in te schatten of er voldoende wordt geventileerd; vooral bij natuurlijke ventilatie.Zorg voor een instructie hoe de CO2-meter te gebruiken. Zie voor meer informatie de website Ventileren zo gedaan!(externe link)Laat de eigenaar van het gebouw één keer per 3 jaar bepalen of de ventilatiecapaciteit (nog) voldoet aan de geldende eisen en Arbovoorschriften.Controleer bij een mechanische ventilatievoorziening één keer per 3 jaar of filters op tijd worden vervangen en of de ventilatievoorziening vanbinnen is vervuild.Verhoog (op termijn) bij oude gebouwen de ventilatiecapaciteit tot minimaal de ‘nieuwbouw’-eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving.Zorg voor een hogere ventilatiecapaciteit dan de minimale eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving.

6.2.2 Temperatuur en hoge luchtvochtigheid

Vochtige lucht kan leiden tot meer schimmelgroei en huisstofmijten (bij meer dan 70% relatieve luchtvochtigheid). Door een temperatuur van 15 graden of lager ontstaat eerder condensvorming, waardoor schimmels en huisstofmijten makkelijker groeien.

HygiënenormVoorkom dat de temperatuur lager dan 15 graden wordt in een ruimte waar mensen verblijven.
TipZie voor meer informatie over het verminderen van vocht en verwijderen van schimmels de pagina van GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Leefomgeving Schimmels weghalen en voorkomen(externe link).

6.2.3 Luchtreinigers

Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur of in het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt.

Luchtreinigers die zijn geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkómen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als men een luchtreiniger wil gaan gebruiken en overleg hierover met de Arbocoördinator (indien aanwezig).

HygiënenormenZorg voor voldoende ventilatie (zie paragraaf 6.2) als luchtreinigers worden gebruikt. Luchtreinigers zijn geen vervanging voor ventilatie.Zorg voor een goed onderhoudsprotocol en voer dit uit.
TipsKijk in de handreiking luchtreinigers van Ruimte-ok(externe link) voor meer informatie over de aanschaf en het gebruik van luchtreinigers.Gebruik een mobiele luchtreiniger waarmee geen directe blootstelling is aan UVC-straling en aan schadelijke stoffen zoals ozon (reactieproducten).

6.3 Toiletten

Iedereen die van het toilet gebruikmaakt, moet de handen kunnen wassen. Daarnaast moet de toiletruimte goed schoon te maken zijn.

HygiënenormenDe vloer en de wanden kunnen geen vocht opnemen en zijn gemakkelijk schoon te maken tot een hoogte waar urine tegenaan kan spatten.Er is een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, een afvalemmer en er zijn papieren wegwerphanddoekjes (dit kan ook schoon keukenpapier zijn) of stoffen handdoekjes voor eenmalig gebruik om de handen te drogen. Gebruik anders een stoffen handdoek en vervang deze als hij vochtig of zichtbaar vuil is, en minimaal ieder dagdeel.Plaats toiletten en wasbakken op kindhoogte of plaats een opstapmogelijkheid zoals een trapje en een wc-brilverkleiner.Plaats speciale containers voor maandverband en tampons in de toiletten voor de beroepskrachten en in de meisjestoiletten op de bso.
TipsGebruik bij een uitbraak van een infectieziekte alleen papieren handdoekjes of keukenpapier om de handen te drogen.Kinderen plassen weleens naast het toilet waardoor deze vaker moeten worden schoongemaakt. Plaats hangende toiletten. Plaats een vloer zonder voegen.Laat kinderen geen speelgoed of andere spullen meenemen naar het toilet/de sanitaire ruimte.

6.4 Douche- en badruimte

In doucheruimtes is het vaak vochtig. Schimmels en andere micro-organismen groeien er relatief makkelijk. Door goed te ventileren, voorkom je dat schimmel kan groeien.

Als er toch schimmel is gaan groeien, gebruik dan een schimmelverwijderingsmiddel dat is toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden(externe link) (Ctgb(Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)). Een toegelaten middel is te herkennen aan het etiket: hier hoort een vijfcijferig nummer te staan met daarachter de letter ‘N’ (bijvoorbeeld 12345N) of de letters EU(Europese Unie)/NL met daarachter 11 cijfers (bijvoorbeeld EU-1234567-0001). Gebruik alleen een middel dat is toegelaten om schimmels te verwijderen en te koop is voor consumenten.

HygiënenormenAlle materialen in de douche(s) zijn bestand tegen water en waterdamp.Alle materialen zijn gemakkelijk schoon te maken.De ruimtes worden goed geventileerd (zie ook paragraaf 6.2).Verwijder schimmel of zwarte aanslag met een toegelaten verwijderingsmiddel.Hang schone handdoeken en wasgoed op of leg de schone was op een plank of in een kast.Houd schone handdoeken gescheiden van vuile (natte) handdoeken en wasgoed.

6.5 Keuken

Als er een keuken of keukenblok aanwezig is, volg dan de normen en adviezen zoals opgenomen in de hygiënecode(externe link). Volg onderstaande normen als er voor jouw situatie geen hygiënecode beschikbaar is.

HygiënenormenVolg de normen en adviezen zoals opgenomen in de hygiënecode.Volg onderstaande normen as er voor de situatie geen passende hygiënecode is:De vloer is goed schoon te maken, splintervrij en stroef.Het aanrechtblad en de wand boven het aanrechtblad is glad tot een hoogte waar water en etenswaren tegenaan spatten. Zo zijn het blad en de wand gemakkelijk schoon te maken.De keuken of het keukenblok is gescheiden van sanitaire voorzieningen.Er is een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, afvalemmer en papieren wegwerphanddoekjes.

6.6 Opslagruimte voor schoonmaakmaterialen

Zorg voor een aparte opslagruimte waar het schoonmaakmateriaal opgeborgen kan worden. Op deze manier zijn vuile schoonmaakmaterialen en gevaarlijke stoffen niet bereikbaar voor kinderen en gescheiden van voedingsmiddelen.

Normen en tips over het schoonmaken van schoonmaakmaterialen staan in paragraaf 5.2.

HygiënenormenBerg schoonmaakmiddelen en -materialen op in een daarvoor bestemde, aparte opslagruimte.Hang bezems, vloer- en raamtrekkers en vergelijkbare schoonmaakmaterialen zodanig op dat ze de grond niet raken. Op deze manier drogen ze beter.Bewaar gevaarlijke stoffen (zoals schoonmaakmiddelen) gescheiden van voedingsmiddelen.Sla gevaarlijke schoonmaakmiddelen, zoals ammoniak, op volgens de instructies op de verpakking of volgens de instructies van de leverancier. Zorg dat kinderen en anderen er niet bij kunnen.
TipsPlaats een uitstortgootsteen, waar vuil water in wordt weggegooid en materialen gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt.Plaats vloeibare zeep en papieren handdoekjes bij de uitstortgootsteen.

6.7 Speelvoorzieningen

In deze paragraaf staan hygiënenormen voor speelvoorzieningen. Deze normen zijn aanvullend op de eisen in het Warenwetbesluit voor attractie- en speeltoestellen(externe link). Voor veiligheidseisen van speelvoorzieningen kun je terecht bij de NVWA(externe link) en veiligheid.nl(externe link).

6.7.1 Speeltoestellen en -materialen in binnenruimtes

Op speeltoestellen en -materialen kunnen lichaamsvloeistoffen zoals bloed en urine komen. Schoonmaken en het uitvoeren van onderhoud verkleint de kans op infecties.

Voor onder meer binnenspeeltuinen, speeltoestellen, ballenbakken en speelgoed gelden de volgende normen:

HygiënenormenVolg de onderhoudsinstructie van de leverancier of fabrikant.Maak het toestel of materiaal schoon bij zichtbaar vuil volgens de instructies in paragraaf 5.1 en de onderhoudsinstructie.Maak speelgoed en knuffels direct schoon bij zichtbare vervuiling.Maak (baby)speelgoed dat in de mond gaat dagelijks schoon.Maak ander speelgoed, buitenspeelgoed en knuffels periodiek schoon, bijvoorbeeld elke maand.

6.7.2 Zandbakken en zand(water)tafels

In zandbakken kunnen uitwerpselen en urine van onder meer honden en katten zitten. Hierdoor kunnen ziekteverwekkers en ziekten worden verspreid, zoals spoelwormen en toxoplasmose. Eventuele spoelwormeitjes in de uitwerpselen worden na drie tot vier weken besmettelijk.

HygiënenormenVervang het water in de zand(water)tafel dagelijks of eerder bij zichtbare vervuiling.Gebruik drinkwater om de zand(water)tafel te vullen. Maak de zand(water)tafel schoon bij zichtbare vervuiling, als het wordt opgeborgen en/of als de tafel lange tijd niet is gebruikt.Dek de zand(water)tafel af na gebruik om honden en katten te weren.Dek de zandbak af na gebruik om honden en katten te weren,bijvoorbeeld door een vochtdoorlatend zeil over de zandbak te spannen (± 10 cm boven het zand). Als afdekking niet mogelijk is, vervang dan periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) het zand.Controleer dagelijks voor gebruik of de zandbak, zand(water)tafel en/of het zand rondom de speeltoestellen schoon is.Schep dierlijke uitwerpselen met ruim zand eromheen uit.Vervang het zand als:uitwerpselen (mogelijk) langer dan drie weken in het zand hebben gelegen (bijvoorbeeld na de vakantie);de vervuiling niet goed te verwijderen is.Laat kinderen niet eten of drinken in de zandbak of bij de zand(water)tafel.
TipsPlaats een zandbak niet op een plaats waar veel vogelpoep terechtkomt.Gebruik een hark om het zand in de zandbak en rondom speeltoestellen op dierlijke uitwerpselen te controleren.

6.8 Moestuinen

De meeste micro-organismen zijn onschuldig en in de (moes)tuin zelfs onmisbaar en nuttig. Via allerlei processen zorgen ze voor voeding en bescherming van de planten.

Tijdens het werken in de (moes)tuin kun je in contact komen met micro-organismen die ziekten kunnen veroorzaken zoals parasieten (toxoplasmose) of bacteriën (tetanus). Ook in ontlasting en urine van plaagdieren (muizen, ratten) komen micro-organismen voor. Deze ziekteverwekkers kunnen naar binnen worden genomen, bijvoorbeeld via de handen of via de kleding en schoenen.

Gezonde mensen worden hier meestal niet ziek van. Toch kan er een probleem ontstaan wanneer er sprake is van een (tijdelijk) verminderde weerstand door bijvoorbeeld ziekte of zwangerschap.

HygiënenormenRaak tijdens het werk de mond, neus en ogen niet aan.Was een wondje goed uit met water. Dek wondjes af met een vochtwerende pleister.Was groente en fruit goed voor consumptie. Zie Voedingscentrum(externe link) voor adviezen.Draag schoenen en werkkleding die tijdens het werken in de tuin zijn gebruikt niet binnen.Zorg tijdens het klaarmaken van voeding na het werken in de (moes)tuin dat de kleren schoon zijn.
TipDraag tuinhandschoenen, werkkleding en tuinlaarzen/klompen tijdens het tuinieren.

6.9 Watervoorzieningen en -installaties

In water kunnen ziekteverwekkers leven en zich vermeerderen. Daarom is het belangrijk om bij watervoorzieningen waar het publiek bij kan, zoals zwembaden en fonteinen, maatregelen te nemen om het risico op besmetting zo klein mogelijk te maken.

Voor badwaterbassins zijn er sinds 1 januari 2024 eisen opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving(externe link) (Bal(Besluit activiteiten leefomgeving )), hoofdstuk 15. Dit besluit valt onder de Omgevingswet. Met badwaterbassins wordt bedoeld: een waterkerende constructie voor het vasthouden van water bedoeld voor het zwemmen of baden. In artikel 15.1 van het Bal(externe link) is opgenomen welke badwaterbassins zijn uitgezonderd. Vanwege overgangsrecht kunnen voor bestaande baden nog tot 1 januari 2026 eisen gelden uit de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden(externe link) (Whvbz(Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)) of het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden(externe link) (Bhvbz(Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden)).

Aanvullende normen zijn opgenomen in de hygiënerichtlijn voor sauna’s en badinrichtingen. Onderstaande normen gelden daarom niet voor deze locaties.

Meld het zwembad volgens het Bal als deze het hele jaar door op de opvang staat.

6.9.1 Waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten

Voorbeelden van waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten zijn (zwem)badjes, sproeiers, fonteinen, bedriegertjes, vernevelaars, luchtbevochtigers en waterspeel(tuin)toestellen.

HygiënenormenVolg de onderhoudsinstructies van de fabrikant of leverancier voor waterhoudende of -sproeiende installaties of apparaten.Ververs het water van een badje dagelijks en maak het badje dagelijks schoon. Ververs het water direct bij vervuiling met ontlasting, urine of bloed van mens of dier. Maak vervuilde baden schoon voor gebruik en volgens de onderhoudsinstructie.De wanden en bodem van zwembadjes zijn van glad, waterdicht materiaal.Voorkom dat (huis)dieren in (zwem)badjes komen.Gebruik voor het vullen van waterbadjes water van drinkwaterkwaliteit.Badmaterialen (zoals trapjes en speelgoed) zijn gemaakt van materiaal dat goed schoon te maken is.Is er water gekomen in bad(speel)materialen (waterpistolen, badeenden, etc.)? Laat ze dan na gebruik leeg lopen en leg ze te drogen op een droge plek.Gebruik je de tuinslang niet wekelijks? Laat de slang dan na gebruik geheel leeg lopen. Spoel de slang voor gebruik eerst door met water zonder spuitmond.

7 Voedselveiligheid

Kinderen en medewerkers kunnen ziek worden van eten dat besmet is met ziekteverwekkers. In de Warenwet Hygiëne van Levensmiddelen (voor een overzicht van relevante regelgeving, zie: nvwa.nl(externe link)) staat dat iedereen die eten verstrekt aan ‘derden’ maatregelen moet nemen om de kans te verkleinen dat iemand ziek wordt van het eten. Deze maatregelen noemen we ook wel een voedselveiligheidssysteem of Hygiënecode.

7.1 Eten en drinken

Hygiënecodes zijn een praktische uitwerking van de basisprincipes van voedselveiligheid, ook wel HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points; een systeem om de voedselveiligheid te beheersen) genoemd. In de Hygiënecode staan maatregelen die je moet nemen wanneer je bezig bent met voedsel; van het kopen of het ontvangen, tot aan het bewaren van voedsel en het bereiden van het voedsel tot aan het serveren van eten en drinken. Door te werken volgens een Hygiënecode, voldoe je aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid.

HygiënenormWerk volgens de hygiënecode(externe link) van jouw sector bij het verstrekken van eten. De Hygiënecode voor kleine instellingen is te verkrijgen bij de brancheorganisatie kinderopvang. Een overzicht van alle goedgekeurde Hygiënecodes is te vinden op de website van de toezichthouder, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
TipNeem contact op met de GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst), afdeling Infectieziektebestrijding, bij medewerkers met maag-darm klachten. De GGD kan adviseren hoe hiermee om te gaan op de werkvloer.

7.2 Zuigelingenvoeding en (fop)spenen

Het is belangrijk om hygiënisch te werken als je omgaat met zuigelingenvoeding (moedermelk en flesvoeding), hiervoor gebruikte materialen en fopspenen.

HygiënenormWas de handen en polsen met water en zeep voor het omgaan met flessen, spenen en zuigelingenvoeding. Zie ook paragraaf 2.1.

Materiaal, schoonmaken en bewaren van flessen en (fop)spenen

In zuigelingenvoeding kunnen ziekteverwekkers goed groeien. Daarom moeten de flessen en spenen zeer goed worden schoongemaakt.

Sommige soorten spenen en flessen zijn van materiaal gemaakt waar onderstaande normen niet (volledig) voor kunnen worden gevolgd, bijvoorbeeld bepaalde spenen van natuurrubber. Bij voorkeur worden deze flessen en spenen niet gebruikt in de kinderopvang. Als ze wel worden gebruikt, is het de verantwoordelijkheid van de organisatie en de ouders om hier een goed hygiënisch beleid over af te spreken en uit te voeren. Volg in ieder geval de instructies van de fabrikant voor het onderhouden en schoonmaken van deze flessen en spenen.

Voor de hygiëne van spenen en flessen gelden de volgende normen:

HygiënenormenMateriaal en gebruikGebruik flessen en spenen die in de vaatwasser of magnetron kunnen en/of kunnen worden uitgekookt.Zorg dat de flessen en (fop)spenen kindgebonden zijn.Gebruik flessen die je goed kunt schoonmaken: met een wijde opening en glad van binnen.Gebruik flessen met duidelijke maatverdeling.Schoonmaken na gebruikMaak fopspenen schoon als deze vervuild zijn en in ieder geval dagelijks. Dit kan in de vaatwasser of in de magnetron. Zorg bij gebruik van een vaatwasser voor een programma van minimaal 60 graden.Kook fopspenen minstens één keer per week uit.Spoel flessen en spenen direct na gebruik eerst om met koud water om bacteriegroei te stoppen.Haal de spenen van een fles los van de ring en stop deze met de flessen in de vaatwasser op een volledig programma van minimaal 60 graden of maak de flessen en spenen schoon met afwasmiddel, heet water en een speciale afwasborstel.Zorg dat flessen en spenen na het afwassen goed worden omgespoeld en laat ze omgekeerd drogen.BewarenBewaar schone flessen en spenen op een schone en droge doek of in een rek/bak.Maak het rek of de bak waar de flessen en spenen in worden bewaard regelmatig schoon.Houd schone en vuile flessen en spenen van elkaar gescheiden.

(Aangemaakte) flesvoeding

Aangemaakte flesvoeding is poeder dat al met water is aangemaakt en in een fles zit. Poedervormige zuigelingenvoeding is een kwetsbaar product. Bewaar daarom aangemaakte flesvoeding altijd in de koelkast.

Het kindercentrum mag geen aangemaakte zuigelingenvoeding vanuit huis toestaan, omdat het te lang buiten de koeling kan zijn geweest. Voor de hygiëne en veiligheid van de flesvoeding gelden de volgende normen:

HygiënenormenAccepteer alleen flesvoeding die in poedervorm wordt aangeleverd, in afgepaste hoeveelheden.Bewaar aangemaakte flesvoeding bij 4 graden. Als aan het einde van de dag nog voeding over is, gooi deze dan weg.Bewaar de fles niet in de koelkastdeur, omdat de temperatuur in de deur niet altijd hetzelfde is.Aangemaakte flesvoeding mag maximaal 1 uur buiten de koelkast blijven.Bewaar de poedervormige zuigelingenvoeding in blik op een droge en koele plek.

Moedermelk

Ook moedermelk moet gekoeld bewaard en vervoerd worden. Het is daarom belangrijk dat de ouders informatie meekrijgen over hoe ze de moedermelk moeten afleveren. Hiervoor gelden de volgende normen:

HygiënenormenGeef ouders instructie over de behandeling van afgekolfde moedermelk. De moedermelk moet van huis naar het kindercentrum gekoeld overgebracht worden in bijvoorbeeld een koeltas of koelbox.Zorg dat duidelijk zichtbaar is welke moedermelk van wie en voor welk kind is.Bewaar moedermelk in de koelkast op 4 graden en gebruik deze op dag van aanleveren of vries deze in (maximaal 48 uur na afkolven). Moedermelk kan twee weken in de gewone vriezer goed blijven en drie maanden bij -18 graden.Bewaar de moedermelk niet in de koelkastdeur, omdat de temperatuur in de deur niet altijd hetzelfde is.Ontdooi bevroren moedermelk altijd in de koelkast. Vries moedermelk nooit twee keer in.Schrijf de datum en tijdstip van ontdooien op de fles (wanneer de fles uit de vriezer wordt gehaald). Gebruik ontdooide moedermelk binnen 24 uur.

Bereiding van flesvoeding en moedermelk

Flesvoeding en moedermelk mogen opgewarmd worden in de magnetron, flessenwarmer of een pannetje. Het mag niet koken, anders gaan de voedingsstoffen verloren. Voor het hygiënisch bereiden van zuigelingenvoeding gelden de volgende normen. Op de website van het Voedingscentrum vind je informatie over de manier van het bereiden van moedermelk(externe link) en flesvoeding(externe link).

HygiënenormenMaak zuigelingenvoeding klaar op een plek die strikt gescheiden is van de verschoonplek. Uit een kraan die gebruikt wordt voor handen wassen na het verschonen van kinderen/helpen bij toiletgang/eigen toiletgang mag géén water getapt worden voor zuigelingenvoeding.Schud de fles goed na het opwarmen en controleer de temperatuur op de pols.

8 (Huis)dieren, ongewenste dieren en agrarisch verblijf

In dit hoofdstuk vind je de hygiënenormen en tips wat betreft dieren, ongewenste dieren en agrarische kinderopvang. Sommige dieren en insecten kunnen mensen besmetten met infectieziekten en daardoor kunnen klachten ontstaan.

8.1 Dieren en dierplagen

8.1.1 Dierplaagbeheersing

Ratten, muizen, insecten, duiven en kakkerlakken zijn voorbeelden van dieren die niet alleen overlast en schade geven, maar ook infectieziekten kunnen overdragen. De te nemen maatregelen zijn onder te verdelen in:

  • technisch-bouwkundige maatregelen,
    bijvoorbeeld horren plaatsen, kieren en gaten dichten, verwijderen van wild struikgewas (waar dieren in kunnen schuilen) rondom het gebouw;
  • hygiënische maatregelen,
    bijvoorbeeld goed schoonmaken, eten bewaren in afsluitbare bakken of potten;
  • bedrijfsmatige maatregelen,
    bijvoorbeeld het controleren van binnenkomende producten op (sporen van) plaagdieren.
HygiënenormenVoorkom of beperk plekken waar plaagdieren kunnen binnenkomen, schuilen of nestelen door het nemen van technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen.Voorkom of beperk de aanwezigheid van water en voedsel(resten) door het nemen van technisch-bouwkundige, hygiënische en bedrijfsmatige maatregelen.Schakel bij overlast een deskundige dierplaagbeheerser in. Gebruik zelf geen bestrijdingsmiddelen.

8.1.2 Teken

Teken komen in het hele land voor, in bos, park, hei, duinen of in de tuin. Ze zitten in de buurt van bomen of struiken, in hoog gras of tussen dode bladeren. Een tekenbeet kan ziektes overbrengen, zoals de ziekte van Lyme. Op de RIVM-pagina Tekenbeten staat meer advies over het voorkomen van tekenbeten of wat te doen bij een tekenbeet.

HygiënenormenWees alert op tekenbeten en onderneem de juiste actie bij het vinden van een tekenbeet.Kijk op de RIVM-pagina Tekenbeten hoe een teek moet worden verwijderd.
TipsNeem altijd een tekenverwijderaar mee bij uitstapjes in de natuur en lees de bijsluiter goed voor gebruik.Adviseer ouders/verzorgers om na een uitstapje in de natuur of na het spelen in het groen hun kind(eren) te controleren op teken.Het RIVM heeft de app Tekenbeet ontwikkeld. Deze app is gratis te downloaden. Met deze app kunnen mensen (ook buiten, zonder internetverbinding!) opzoeken hoe teken eruitzien en wat je moet doen om teken correct en snel te verwijderen.

8.1.3 Hoofdluis

Op de RIVM-pagina Hoofdluis vind je meer informatie over hoofdluis en manieren om hoofdluis te bestrijden.

8.1.4 Vleermuizen

Vleermuizen kunnen ziekten overbrengen, maar zolang je geen direct contact hebt, is er niets aan de hand. Raak daarom nooit een vleermuis aan met de blote handen. Een ziekte die bij enkele vleermuissoorten in Nederland voorkomt, is hondsdolheid (rabiës).

Wanneer vleermuizen hun verblijfplaats hebben in de spouwmuur of onder het dak, dan levert dat geen gevaar op. Alleen als je een zieke, gewonde, verzwakte of dode vleermuis vindt, moet je ervoor zorgen dat je geen risico loopt. Meer informatie vind je op de RIVM-pagina Hondsdolheid (Rabiës).

HygiënenormenGebeten, gelikt of gekrabd door een vleermuis? Neem direct contact op met de huisarts of GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst); ook als dit in Nederland is gebeurd.Maak de beetwond of aanraakplek schoon met stromend lauw water en zeep gedurende ten minste 15 minuten. Desinfecteer daarna met 70% alcohol waar een RVG(Register Verpakte Geneesmiddelen) (register verpakte geneesmiddelen)-nummer op staat.

8.2 Huis- en boerderijdieren

Dieren kunnen infectieziekten overdragen op mensen. Deze ziekten worden zoönosen genoemd.

Kunnen medewerkers en kinderen in contact komen met (huis)dieren? Dan is het belangrijk maatregelen te nemen om het risico op overdracht van infectieziekten te verkleinen.

Voor meer informatie over zoönosen, zie de RIVM-pagina Ziek door dier.

8.2.1 Huisdieren

Soms worden er in de kinderopvang huisdieren gehouden. Huisdieren zijn alle dieren die thuis worden gehouden zoals honden, katten, konijnen, cavia’s, vissen, vogels en reptielen. Het is belangrijk om hier hygiënisch mee om te gaan. Meer informatie over ziekten die huisdieren kunnen overgedragen, vind je op de RIVM-pagina Huisdieren.

HygiënenormenWas de handen na contact met dieren of uitwerpselen (bijvoorbeeld de kattenbak). Laat ook de kinderen de handen wassen na contact met dieren.Laat een dier niet bij jezelf of bij de kinderen in het gezicht likken.Laat geen huisdieren bij de keuken en in de slaapruimtes.Laat alleen medewerkers huisdierverblijven schoonmaken.In geval van een krab of een beet: spoel de wond goed schoon met stromend lauw water. Neem contact op met de huisarts als het een bijtwond is. Zie ook paragraaf 4.2.Laat het huisdier vaccineren, ontworm regelmatig en bestrijd vlooien, luizen en teken. Overleg eventueel met de dierenarts.Geef dieren schoon water en goede voeding. Voer dieren geen rauw vlees of slachtafval.

8.2.2 Agrarische kinderopvang

Een agrarische kinderopvang is een opvanglocatie met dieren waardoor kinderen vaker in contact met dieren komen en dus een groter risico lopen op infectieziekten. Het oplopen van een infectieziekte via de dieren kan op de volgende manieren:

  • direct contact: door te knuffelen, aaien of het verzorgen van de dieren;
  • indirect contact: via de mest of stallingsplaatsen (ook de hekken eromheen) van de dieren;
  • indirect via voedselresten van de dieren.

Kunnen medewerkers en kinderen in contact komen met boerderijdieren zoals varkens, koeien en geiten? Neem dan hygiënemaatregelen om besmetting met zoönosen te beperken.

Hiervoor bestaat het GD(Gezondheidsdienst voor Dieren) Keurmerk Zoönosen. Dit keurmerk is voor alle dierhouders waarbij de dieren contact hebben met mensen. Dit is bijvoorbeeld een kinder-, zorg of activiteitenboerderij, een agrarische kinderopvang of een manege.

Zie voor meer informatie ook de website van de Vereniging Samenwerkende Kinderboerderijen Nederland(externe link).

HygiënenormZorg dat je voldoet aan het GD Keurmerk Zoönosen.

Hygiënisch werken

Om de verspreiding van ziekteverwekkers zo klein mogelijk te houden, moet er hygiënisch gewerkt worden op de dierenverblijfplaatsen. Hiervoor gelden de volgende normen:

HygiënenormenRuim de dierenuitwerpselen dagelijks op.Laat kinderen niet in de buurt komen van de mest.Houd de mestopslagplaats ver van de speelruimtes.Gebruik aparte kruiwagens voor de mest.Ruim altijd de dierenuitwerpselen/mest op waar kinderen komen.Houd de dieren buiten de speeltuinen.Ververs de drinkbakken van de dieren elke dag en maak ze elke dag schoon.Plaats een fonteintje met vloeibare zeep en papieren handdoeken in de buurt van dierenverblijven, zodat iedereen zijn handen kan wassen.

Persoonlijke hygiëne kinderen en beroepskrachten

Kinderen en beroepskrachten kunnen zichzelf goed beschermen tegen ziekteverwekkers en tegen het verspreiden van het vuil van dieren. Om uzelf en de kinderen te beschermen, gelden hiervoor de volgende normen:

HygiënenormenGeef elk kind een schone overall of gebruik overalls kindgebonden.Trek de overalls buiten de groepsruimte uit en hang ze apart op.Was de overalls elke week (of bij zichtbaar vuil) volgens paragraaf 3.5.Trek rubberlaarzen aan bij een bezoek aan dierenverblijven.Trek de laarzen buiten de groepsruimte uit, bij voorkeur in een apart halletje.Poets laarzen schoon met een borstel of spuit ze schoon boven een putje.Bewaar laarzen niet samen met schoenen.Eet en drink niet bij dieren.Drink geen rauwe melk.Houd kinderen en zwangere werknemers weg van zieke dieren of dieren die aan het bevallen zijn.Neem geen speelgoed, knuffels, flessen of spenen mee naar het dierenverblijf.

Omgang met dieren

Kinderen kunnen via direct contact besmet raken met ziekteverwekkers. Voor een hygiënische omgang met dieren gelden de volgende normen:

HygiënenormenAlle dieren moeten ingeënt zijn tegen ziekten.Leer de kinderen hoe zij moeten omgaan met dieren om aanvallen, bijten of krabben te voorkomen.Laat kinderen nooit alleen met dieren.Laat kinderen dieren niet kussen.Zorg ervoor dat kinderen niet bij het dierenvoer kunnen komen en dat het dierenvoer goed wordt bewaard.Laat kinderen alleen de dieren voeren onder toezicht van een volwassene.Houd kinderen weg bij kattenbakken en andere dierenuitwerpselen.Zwangere werknemers mogen geen kattenbakken verschonen.Was na dierencontact de handen goed met water en zeep.

Begrippenlijst

BinnenmilieuDe omstandigheden waarin mensen zich in een gebouw bevinden, zoals lucht, temperatuur, geluid, geur en hygiëne.
CE(Conformité Européenne)-markeringCE staat voor conformiteit met de Europese richtlijnen. Handschoenen, maar ook desinfectiemiddelen voor (een specifieke groep) medische hulpmiddelen zijn voorzien van een CE-markering.
Ctgb(Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)Het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt.
DesinfecterenHet zoveel mogelijk doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel.
ECHA(European Chemicals Agency)Europees Agentschap voor chemische stoffen.
HygiënecodeEen gids voor bedrijven die met voedsel omgaan, opgesteld door de sector. In deze gids vind je de regels om de voedselveiligheid en de hygiëne te bewaken. Meer informatie: NVWA(externe link).
LichaamsvloeistoffenVloeistoffen afkomstig uit het menselijk of dierlijk lichaam zoals bloed, speeksel, sperma, braaksel, urine en ontlasting. In lichaamsvloeistoffen kunnen ziekteverwekkers zitten.
LuchtenIn een gebouw ramen, luiken of deuren zo tegen elkaar open zetten dat er een flinke luchtstroming of -circulatie door de ruimte ontstaat. Soms kan het daarbij nodig zijn om naast de ramen, luiken of deuren in de gevel of het dak ook de binnendeuren tussen afzonderlijke ruimten open te zetten.
Luchtreinigers(technieken)Vermindert eventueel aanwezige micro-organismen en virussen in de lucht die door het apparaat stroomt en/of in voldoende mate in contact komt met een desinfectietechniek. Dit wordt gedaan door virussen en bacteriën tegen te houden (bijvoorbeeld via filters) en/of te doden of inactiveren (bijvoorbeeld via UVC-straling).
Micro-organismenBacteriën, virussen, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken.
MicrovezeldoekjesDoekjes die bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoekjes meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt.
NaaldcontainerEen container speciaal ontworpen voor scherp of besmettelijk afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval.
NagelbedekkingAlles dat op of over de natuurlijke nagel wordt aangebracht, waaronder alle soorten nagellak, kunstnagels en nagelversieringen.
SchoonmakenStof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen.
UVCUltraviolet-C licht. Wordt gebruikt bij specifiek desinfectietechnieken.
VentilerenBij ventileren komt voortdurend verse buitenlucht binnen, bijvoorbeeld door een rooster of een open raam.
VentilatiecapaciteitDe hoeveelheid luchtverversing die in een bepaalde tijd met de ventilatievoorziening moet worden bereikt. De eenheid wordt uitgedrukt in liter per seconde per persoon (l/s/p).
VentilatievoorzieningOnderdeel van gebouw of bouwsel waarmee de lucht kan worden ververst. Bijvoorbeeld een kiepraam, rooster of een mechanisch ventilatiesysteem.
VerblijfsruimteIn een verblijfsgebied gelegen ruimte voor het verblijven van personen. Hieronder vallen werkplekken, gezamenlijke ruimtes en slaapkamers, maar niet opslagruimtes en gangen.
Volledig wasprogrammaHet geheel doorlopen van de wascyclus voor de soort stof die wordt gewassen. Bijvoorbeeld het volledige wasprogramma voor katoen; zonder voor een kortere stand of tijd te kiezen.
Zelfdovende afvalbakkenAfvalbakken waarmee door de constructie (smalle opening) brand door bijvoorbeeld slecht gedoofde sigaretten wordt voorkomen.
ZiekteverwekkersMicro-organismen die een infectieziekte kunnen veroorzaken.

Verantwoording

Literatuur

  • Best EL, Parnell P, Wilcox MH (2014). Microbiological comparison of hand-drying methods: the potential for contamination of the environment, user, and bystander. J Hosp Infect. 88:199-206.
  • Bloomfield SF, Carling PC, Exner M (2017). A unified framework for developing effective hygiene procedures for hands, environmental surfaces and laundry in healthcare, domestic, food handling and other settings. GMS Hyg Infect Control. 19;12:Doc8.
  • Bouma K, Dannen F, Bruijn-Mulder AM, Nab-Vonk JM(Joint meeting), Wijma E (2002). Zandbakken; zware metalen en micrologische besmetting. Rapport nummer: NDTOY004/01.
  • Duisterwinkel A (2010). Hygiënisch en duurzaam handen drogen. VSR rapport.
  • Gerba C, Kennedy D (2007). Enteric virus survival during household laundering and impact of disinfection with sodim hypochlorite. Appl Environ Microbiol. 73:4425-4428.
  • Gezondheidsraad (2016). Zorgvuldig omgaan met desinfectia. Rapport Nr. 2016/18.
  • Heinzel M, Kyas A, Weide M, Breves R, Bockmühl D (2010). Evaluation of the virucidal performance of domestic laundry procedures. Int J Hyg Environ Health 213:334-337.
  • NHG(Nederlands Huisartsen Genootschap) (2013). Richtlijn wondzorg.
  • Schets F, De Man H, Van Leuken JPG, De Roda Husman AM (2017). De ‘waterkwaliteitscheck’ voor nieuwe en bestaande stedelijk waterconcepten. Het belang van aandacht voor de microbiologische kwaliteit van water in de stad. RIVM Rapport 2017-0012.
  • Smith DL, Gillanders S, Holah JT, Gush C (2011). Assessing the efficacy of different microfibre cloths at removing surface micro-organisms associated with healthcare-associated infections. J Hosp Infect. 78:182-6.
  • Tuladhar E, Hazeleger WC, Koopmans M, Zwietering MH, Duizer E, Beumer RR(relatieve risico’s) (2015). Reducing viral contamination from finger pads: handwashing is more effective than alcohol-based hand disinfectants. J Hosp Infect. 90:226-34.

Werkgroep

De hygiënerichtlijn voor de Kinderopvang is in maart 2025 vastgesteld. De richtlijn is 10 april 2025 online gepubliceerd. Aan het opstellen van de richtlijn hebben de volgende GGD(Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en en organisaties bijgedragen:

  • GGD Amsterdam
  • GGD Fryslân
  • GGD Groningen/GGD Drenthe
  • GGD Hollands Noorden
  • GGD Kennemerland
  • GGD Noord- en Oost-Gelderland
  • Brancheorganisatie Kinderopvang (BK)
  • Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK)

Meer informatie

Gezondekinderopvang.nl: werken aan hygiëne in de dagopvang(externe link) of bso(externe link) volgens de aanpak Gezonde Kinderopvang.
 

De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl(externe link)

Downloads