De beroepskracht-kindratio BSO is de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal kinderen in de groep, ook bekend als BKR of leidster-kind ratio. Er is ook een beroepskracht-kindratio KDV.
Hieronder staan de rekenregels voor de BSO, zoals deze per 1 juli 2024 gelden. Hiervoor is een rekentool beschikbaar van de overheid.
Buitenschoolse opvang
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen op een kindercentrum wordt bepaald op basis van de formule (A x 0,1) + (B x 0,083), waarbij:
- A staat voor het aantal kinderen op het kindercentrum in de leeftijd van vier jaar tot en met zes jaar;
- B staat voor het aantal kinderen op het kindercentrum in de leeftijd van zeven jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt;
- bij een uitkomst van ,18 of hoger naar boven wordt afgerond, en
- bij een uitkomst lager dan 0,18 er ten minste een beroepskracht ingezet wordt, indien er kinderen aanwezig zijn op het kindercentrum.
Combinatiegroepen dagopvang/buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk/buitenschoolse opvang
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een combinatiegroep dagopvang/buitenschoolse opvang of peuterspeelzaalwerk/buitenschoolse opvang wordt bepaald op basis van tabel 1 en op basis van de rekenregels, waarbij een kind van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt, wordt beschouwd als een kind van 3 tot 4 jaar.
Afwijken van de BKR
De kinderopvang mag volgens de drie-uursregeling 3 uur per dag afwijken van de BKR. Dat betekent dat er in deze periode minder pedagogisch medewerkers ingezet mogen worden dan volgens de beroepskracht-kindratio verplicht is. Deze 3-uursregeling wordt vaak gebruikt aan de randen van de dag (zoals 1 uurtje na opening en 1 uurtje voor sluiting) en tijdens de lunchpauze.