Grote meerderheid kinderopvangmedewerkers voldoet aan nieuwe taaleis
Vanaf 1 januari 2025 gelden er nieuwe eisen voor de mondelinge taalvaardigheid van pedagogisch professionals in de kinderopvang. Volgens een onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voldoet 95% van de medewerkers al aan deze eisen. Staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie) schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat hij tevreden is met dit resultaat en benadrukt het belang van het behouden van zoveel mogelijk medewerkers in de sector, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de kinderopvang. Voor medewerkers ouder dan zestig jaar – een groep die circa 7% van het totaal uitmaakt – gelden soepelere regels; zij krijgen drie jaar langer de tijd om aan de taaleis te voldoen.
De taaleis, die oorspronkelijk in 2023 zou ingaan maar werd uitgesteld vanwege werkdruk en personeelstekort, is ingesteld omdat taalvaardigheid van pedagogisch professionals essentieel is voor het bieden van een rijk taalaanbod aan kinderen. In de dagopvang geldt een taalniveau van 3F/B2 (mbo4-niveau), terwijl voor de buitenschoolse opvang een niveau van 2F/B1 (mbo2-3) vereist is. Onderzoek toont aan dat 91% van de locatiemanagers verwacht dat hun personeel aan de eisen zal voldoen en bereid is medewerkers verder te scholen waar nodig. Pedagogisch professionals zijn zelf iets minder positief; 84% geeft aan al te voldoen, terwijl 9% aangeeft nog niet aan het vereiste niveau te zitten. De invoering van de taaleis kan stress opleveren voor zowel medewerkers als werkgevers, vooral bij het niet halen van de toets. Deze stress kan volgens eerder onderzoek worden verminderd door goede begeleiding en een gezamenlijke verantwoordelijkheid binnen de organisatie. Sociale partners spelen hierbij een rol door werkgevers en werknemers te informeren over mogelijkheden om medewerkers te behouden die nog niet aan de taaleis voldoen.
De volledig brief van de Staatssecretaris Participatie en Integratie, J.N.J. Nobel aan de Tweede Kamer tref je hieronder aan.
Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de kinderopvang waarvan zij voor hun kind(eren) gebruik maken, van goede kwaliteit is. Daarom hebben we kwaliteitseisen in wet- en regelgeving, waar ook toezicht op plaatsvindt. Met de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) zijn de kwaliteitseisen voor dagopvang en buitenschoolse opvang (bso) in de Wet kinderopvang aangepast, om de kwaliteit te verbeteren. Nadat de Wet IKK in 2022 is geëvalueerd, zijn enkele knelpunten in de regelgeving aangepakt. Met als doel om – met behoud van kwaliteit – de eisen beter te laten aansluiten bij de praktijk, de personeelstekorten in de kinderopvang beter te kunnen ondervangen en ruimte te bieden voor een verrijkt aanbod in de bso.
Dit jaar is de Monitor implementatie kwaliteitseisen kinderopvang gestart, om de (aangepaste) kwaliteitseisen doorlopend te evalueren en zo structureel te volgen hoe ze uitpakken in de praktijk. De monitor richt zich op de uitvoering van kwaliteitseisen die de afgelopen jaren zijn aangepast (en de taaleis Nederlands die 1 januari 2025 ingaat) en op ervaringen bij overige kwaliteitseisen en samenhang tussen eisen.
Met deze brief bied ik u het rapport aan van de eerste meting, uitgevoerd door Berenschot. Hieronder ga ik in op de resultaten.
Resultaten eerste monitor (2024)
Voor mij staat het vasthouden van de goede kwaliteit van kinderopvang voorop, in het belang van de kinderen en hun ouders. Hieraan werken dagelijks vele pedagogisch professionals, groepshulpen, locatiemanagers, houders van kinderopvangorganisaties, toezichthouders en handhavers. Vele betrokkenen in de kinderopvang hebben meegewerkt aan deze monitor. Daarvoor ben ik hen zeer erkentelijk.
In het vervolg van deze brief ga ik in op de onderzochte aanpassingen in kwaliteitseisen sinds 2022. Allereerst op de aanpassingen die van toepassing zijn op dagopvang en bso, daarna op de aanpassingen die alleen van toepassing zijn op de dagopvang en vervolgens op de aanpassingen die van toepassing zijn op bso. Tot slot ga ik in op kwaliteitseisen die afgelopen jaren niet gewijzigd zijn en de samenhang tussen eisen.
Aanpassingen voor dagopvang en bso
Kinderopvanglocaties mogen sinds 1 januari 2022 meer beroepskrachten in opleiding (BIO’s) formatief inzetten (tot 50% van het totaal aantal beroepskrachten dat wordt ingezet). Dit is een tijdelijke maatregel, tot 1 juli 2026. De meeste kinderopvangorganisaties gebruiken de mogelijkheid om meer BIO’s in te zetten niet op structurele basis. Als zij meer BIO’s inzetten doen ze dat meestal als aanvulling op de gediplomeerde pedagogisch professionals en niet als vervanging daarvan. Kinderopvangorganisaties ervaren door de verruiming wel meer flexibiliteit, doordat zij bij ziekte of vakantie van een pedagogisch professional de BIO mogen meetellen voor de beroepskracht-kindratio. Ondervraagde pedagogisch professionals ervaren soms een hogere werkdruk als zij met een BIO moeten werken, tegelijkertijd werkt het merendeel liever met een BIO dan met een invalkracht of zzp’er. Kinderopvangorganisaties letten op de capaciteiten van de BIO om te bepalen hoe deze kan worden ingezet op de groep. Over de begeleiding van de BIO maken de opleidingsbegeleider, stagebegeleider en BIO afspraken in het verplichte begeleidingsplan.
Een kwaliteitseis die per 1 januari 2025 in werking treedt is de taaleis Nederlands. Deze is vastgesteld in 2017. De huidige stand van zaken van de implementatie is uitgevraagd in de monitor. Dit omdat de datum nadert waarop medewerkers eraan moeten voldoen. De meeste kinderopvangorganisaties hebben er al voor gezorgd dat medewerkers bewijsstukken hebben. Uit het onderzoek blijkt dat het grootste deel van de pedagogisch professionals (84%) voldoet aan het voor de dagopvang vereiste niveau 3F (en 7% weet het niet). Een klein deel van de pedagogisch professionals (9%) heeft nog niet aantoonbaar dit niveau 3F. Kinderopvangorganisaties blijven die medewerkers bijscholen tot ze het halen. Als dat niet lukt, zoeken zij naar andere oplossingen. Ze zetten een medewerker bijvoorbeeld in de bso in (waar de lagere taaleis 2F gaat gelden) of bovenformatief in de dagopvang. Slechts enkele malen benoemen locatiemanagers dat zij verwachten dat een medewerker uit dienst zal treden vanwege het niet behalen van de taaleis. Van de locatiemanagers verwacht 91% dat alle medewerkers op 1 januari 2025 voldoen aan de taaleis, 4% verwacht dat er enkele medewerkers zijn die de taaleis nog niet hebben gehaald en 5% weet het niet. Uit een recente peiling van KinderopvangWerkt! volgt een vergelijkbaar beeld. Bij ongeveer 1% van het totaal aantal medewerkers is het de verwachting dat zij per 1 januari 2025 nog niet zullen voldoen aan de taaleis Nederlands.
Kinderopvangorganisaties kunnen sinds 1 juli 2023 flexibeler gebruikmaken van de mogelijkheid om maximaal 3 uur per dag (bijvoorbeeld tijdens pauzes of aan de randen van de dag) af te wijken van de beroepskracht-kindratio. Deze wijziging geeft meer mogelijkheden om in te spelen op de behoefte van de kinderen in het verloop van de dag, zonder inbreuk te maken op de kwaliteit van de kinderopvang. Over deze aanpassing zijn de deelnemers aan het onderzoek het meest positief, omdat deze eis nu beter aansluit bij de dagelijkse praktijk.
Aanpassingen voor alleen dagopvang
Het tijdelijk afwijken van het vaste-gezichtencriterium (de “ziek- en piek regeling”) is mogelijk sinds 1 juli 2023. Locatiemanagers en pedagogisch professionals ervaren meer flexibiliteit en positieve gevolgen voor de continuïteit. Ouders merken geen duidelijke effecten en toezichthouders zien meer flexibiliteit bij de inzet van personeel en vermindering van administratieve lasten.
Houders kunnen sinds 1 juli 2024 een BIO inzetten als vast gezicht. Organisaties met hoog ziekteverzuim of veel personeelsverloop maken vaak gebruik van die mogelijkheid. Er zijn wisselende geluiden over het effect van de inzet van een BIO als vast gezicht op de stabiliteit. Locatiemanagers vinden een BIO vaak nog niet volledig geschikt om als vast gezicht in te zetten.
Aanpassingen voor alleen bso
Houders berekenen de beroepskracht-kindratio voor de bso sinds 1 juli 2024 op locatieniveau in plaats van op groepsniveau. De implementatie van deze aanpassing is nog volop in ontwikkeling, zo is voor kinderopvangorganisaties niet altijd duidelijk wat zij hierover moeten opnemen in het pedagogisch beleidsplan. De eerste resultaten geven echter aan dat houders hierdoor beter kunnen inspelen op de behoeften van kinderen en dat er meer oog is voor hun ontwikkeling bij het indelen van de basisgroepen.
Ook kunnen houders sinds 1 juli 2024 andersgekwalificeerde beroepskrachten formatief inzetten in de bso. Pedagogisch professionals ervaren hogere werkdruk, maar zijn wel blij met de flexibiliteit die het met zich meebrengt. Over het algemeen wordt de wijziging als positief gezien, maar de praktische uitvoering (werving, werkuren en salaris) is een uitdaging.
Houders kunnen sinds 1 juli 2024 tijdens schoolvrije dagen eenvoudiger kinderen opvangen op een andere locatie van dezelfde houder. De benodigde aanpassing van het pedagogisch beleidsplan vraagt eenmalig een administratieve investering. De ervaringen zijn tot nu toe beperkt.
Overige kwaliteitseisen en samenhang tussen eisen
De ervaringen met de andere – niet gewijzigde – kwaliteitseisen zijn divers en leveren nog geen gestructureerd beeld van breed gedeelde knelpunten op. Ook over ervaringen en mogelijke knelpunten bij de samenhang tussen eisen is in deze eerste meting nog niet veel informatie naar voren gekomen.
Tot slot
De aanpassingen in kwaliteitseisen zijn bedoeld om – met behoud van kwaliteit – de eisen beter te laten aansluiten bij de praktijk, de personeelstekorten in de kinderopvang beter te kunnen ondervangen en ruimte te bieden voor een verrijkt aanbod in de bso. De onderzoekers constateren dat de verschillende wijzigingen van kwaliteitseisen (in potentie) positieve effecten laten zien. Onderzoekers zien ook dat de wijzigingen voor verschillende partijen (inclusief toezicht en handhaving) kunnen leiden tot het ervaren van meer administratieve lasten.
Deze eerste meting van de Monitor implementatie kwaliteitseisen kinderopvang heeft een grote oogst aan reacties en ervaringen opgeleverd, die de onderzoekers in de volgende monitors verder verkennen en uitdiepen. In 2025 zal ik wederom de implementatie van de kwaliteitseisen laten monitoren en ik streef ernaar de resultaten najaar 2025 aan uw Kamer aan te bieden.
Ook de uitvoering van wijzigingen in kwaliteitseisen voor gastouderopvang ben ik voornemens te monitoren. Dit is gekoppeld aan het wetsvoorstel Verbetermaatregelen gastouderopvang.[1]
De Staatssecretaris Participatie en Integratie, J.N.J. Nobel
[1] Kamerstukken II 2023-2024, 36 513 nr. 2.
Monitor kwaliteitseisen eerste meting 2024
Bron : Rijksoverheid