Agenda voor werkend Nederland: aanpak personeelstekort kinderopvang
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum heeft de Tweede Kamer geinformeerd over de Agenda voor werkend Nederland waarbij niet alleen toegankelijke kinderopvang wordt geboden maar ook o.a. het personeelstekort wordt aangepakt.
Werk is een belangrijk onderdeel van het leven. Het zorgt voor inkomen en voor zingeving en sociale verbinding. Werkenden zijn cruciaal voor de welvaart in Nederland. Bovendien leveren werkenden een onmisbare bijdrage aan onze collectieve voorzieningen. Omdat het werk anders niet wordt gedaan én omdat we zonder hen als samenleving de zorg, het onderwijs en onze sociale zekerheid niet kunnen financieren.
Het kabinet hecht veel waarde aan de inzet van werkenden. Werken is de beste manier om uit armoede te raken. Toch zien we dat er werkenden zijn die niet voldoende inkomen hebben om iedere maand rond te komen of met veel moeite de eindjes aan elkaar weten te knopen. Het kabinet werkt eraan dat mensen die werken zekerheid hebben en we zorgen ervoor dat werken meer loont. Ook moeten werkenden voldoende ruimte krijgen om te bewegen op de arbeidsmarkt en zich te ontwikkelen, zodat zij hun loopbaan zo kunnen vormgeven dat ze een mooie plek op de arbeidsmarkt blijven vinden, ook als de economie verandert. Het kabinet vindt het daarnaast belangrijk dat mensen hun werk en hun privéleven zo goed mogelijk naar eigen wens kunnen combineren, en stimuleert economische zelfstandigheid. Daarom zorgt de overheid voor kaders om dit mogelijk te maken.
Nederland heeft een krappe arbeidsmarkt en op veel plekken zijn er personeelstekorten. Die arbeidsmarktkrapte is naar verwachting langdurig, onder meer door dubbele vergrijzing.[1] Dat is een van de conclusies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. En ook het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank (DNB) laten in hun rapporten zien dat het arbeidsaanbod stagneert. Het kabinet wil in nauw contact met de samenleving tot een aanpak komen om een sociale, hoogwaardige en innovatieve economie te realiseren. Die werkt het kabinet uit in een brede arbeidsmarktagenda. Voor het eind van het jaar ontvangt uw Kamer hierover een brief.
In de huidige krappe arbeidsmarkt is niet zozeer de kwantiteit van werk de uitdaging die voor ons ligt, maar eerder de kwaliteit van werk. Het kabinet zet in op kwalitatief hoogwaardig werk. Werk met een hoge productiviteit, zodat we meer kunnen bereiken met minder mensen. Ook biedt een hogere productiviteit kansen om werk fysiek en mentaal lichter te maken en voor mensen een betere combinatie van werk en privé te realiseren. Het kabinet gaat daarom samen met sectoren aan de slag met een productiviteitsagenda.
Ook andere initiatieven, zoals het verlagen van de regeldruk kunnen de kwaliteit van werk vergroten, doordat mensen zich kunnen richten op hun werk in plaats van op randzaken.
Kwalitatief goed werk kan bijdragen aan het gevoel een fijne baan te hebben, hier meer plezier in te hebben en het werk langer vol te kunnen houden. We vinden het belangrijk dat mensen gezond blijven, als waarde op zich en zodat ze gezond hun pensioen kunnen halen. Doordat de omstandigheden waarin mensen werken goed en gezond zijn. En doordat zij voldoende tijd hebben voor activiteiten naast hun werk, zodat uitval wordt voorkomen. Mochten mensen toch uitvallen, ondersteunen we hen bij herstel. Daarnaast wil het kabinet ook graag de waarde van het goede gesprek tussen werknemer en werkgever benadrukken. Dit kan gaan over uitdagingen bij het combineren van arbeid en zorg, de werk-privébalans of juist het meer uren willen werken. Goed overleg is van belang op het niveau van werknemer en werkgever, maar ook aan de cao-tafel en in de medezeggenschapsraden. Met elkaar in gesprek gaan, en blijven, draagt bij aan wederzijds begrip en een fijne werkplek.
Met deze brief kom ik tegemoet aan de toezegging over een agenda voor werkend Nederland die de minister-president heeft gedaan aan het lid Yeşilgöz-Zegerius (VVD) tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) van 18 en 19 september 2024. De specifieke onderwerpen die het lid Yeşilgöz-Zegerius hierbij heeft genoemd, heb ik meegenomen in de uitwerking van deze agenda. Dit betreft de toegankelijkheid van de kinderopvang voor werkenden, het aantrekkelijker maken van meer uren werken zoals met de meerurenbonus waarmee OCW bijvoorbeeld ervaring opdoet in het primair onderwijs, de regeldruk voor werkenden waarbij specifiek de rittenadministratie, en de bereikbaarheid van de overheid voor werkenden. Daarnaast heeft de minister-president aan het lid Jetten (D66) toegezegd in deze agenda ook het voorstel van D66 om meer uren werken meer lonend te maken mee te nemen. Samen met een aantal andere onderwerpen heb ik deze ondergebracht onder de overkoepelende thema’s: arbeidsmarkt, inkomen, en werk en privé. Tot slot geeft deze brief invulling aan de toezegging van de staatssecretaris Participatie en Integratie in het commissiedebat Armoede en Schulden van 17 oktober 2024 om in te gaan op maatregelen van het kabinet rondom werkende armen.
Deze brief verstuur ik mede namens de staatssecretaris Participatie en Integratie en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Arbeidsmarkt
Werkenden én werkgevers hebben baat bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Daarom werkt het kabinet aan een pakket arbeidsmarktmaatregelen. Zo kunnen werkenden zich blijven ontwikkelen en blijven zij duurzaam inzetbaar. Ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt komt het kabinet met maatregelen.
Arbeidsmarktpakket
Het kabinet werkt aan een pakket arbeidsmarktmaatregelen die in samenhang de zekerheid van werkenden enerzijds, en de wendbaarheid van werkgevers anderzijds, vergroten. Dit pakket bevat, naast een aantal maatregelen die werkgevers ondersteunen, ook een aantal maatregelen die een steun in de rug zijn voor werkenden. Zo werkt het kabinet aan het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers, waarmee oproepkrachten, uitzendkrachten en mensen met een tijdelijk contract beter beschermd worden en meer inkomens- en roosterzekerheid krijgen. Ook werken we aan een wetsvoorstel dat duidelijker maakt wanneer je werkt als werknemer of als zelfstandige. Zo weten zelfstandigen waar ze aan toe zijn.
En om zelfstandigen beter te beschermen tegen verlies van inkomen in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid en een gelijker speelveld tussen werkenden te bevorderen, werken we een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen uit. Deze wetsvoorstellen zijn reeds alle drie in internetconsultatie gegaan. De Raad van State heeft reeds advies uitgebracht over de wetsvoorstellen ‘Meer zekerheid flexwerkers’ en ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden’. Deze wetsvoorstellen worden op termijn aan uw Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel ‘Basisverzekering arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen’ moet nog worden ingediend bij de Raad van State voor een advies. Dat geldt ook voor de drie andere grote wetsvoorstellen die onderdeel uitmaken van het arbeidsmarktpakket (‘Re-integratie tweede spoor’, ‘Personeelsbehoud bij crisis’ en ‘Hervorming arbeidsmarktinfrastructuur’).
Inclusieve arbeidsmarkt
Het kabinet hecht eraan ook mensen die verder van de arbeidsmarkt staan en nu (nog) niet kunnen werken op termijn voor zover mogelijk (weer) aan het werk te helpen. Werk leidt tot zingeving en onderlinge verbondenheid. We hebben iedereen nodig op de arbeidsmarkt. Het kabinet kijkt dus ook naar mensen die wel willen werken, maar het nu nog niet lukt. Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten om 125.000 banen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt via de banenafspraak te realiseren. Momenteel wordt gewerkt aan de verbreding en vereenvoudiging van de banenafspraak. Beoogd wordt een nieuwe uitvoerbare quotumregeling in te voeren, het loonkostenvoordeel structureel beschikbaar te maken voor iedereen in de doelgroep banenafspraak, en de doelgroep voor de banenafspraak uit te breiden. De banenafspraak kan hiermee nog meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt ondersteunen in het vinden van een baan. Ook daarbuiten blijft het van groot belang om te kijken wat er nog meer nodig is om mensen die willen werken, ook daadwerkelijk aan het werk te krijgen. Het denken hierover stopt niet, en blijft de continue aandacht hebben van het kabinet. Voor mensen waar werk bij een reguliere werkgever een brug te ver voor is zet het kabinet in op de versterking van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk. Deze sociaal ontwikkelbedrijven zijn voor veel mensen een opstap naar werk, een plek waar je in een beschutte omgeving kunt werken en een plek waarop je kunt terugvallen als het even niet lukt bij een reguliere werkgever. De komende tien jaar stelt het kabinet circa € 1 miljard extra beschikbaar voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk. Structureel gaat het om € 100 miljoen extra per jaar. Dit laat zien hoe belangrijk wij een goed functionerende sociale infrastructuur vinden. Het streven is een inclusieve arbeidsmarkt waar niemand buitenspel staat.[2] Verder maakt het kabinet werk van de ingezette herziening van de Participatiewet. Deze wet is nu nog te complex en bereikt niet haar gestelde doelen. Bijvoorbeeld om (meer) mensen aan het werk te helpen. Het wetsvoorstel spoor 1 is recentelijk aan uw Kamer aangeboden, hiermee is de eerste stap gezet. Ondertussen werken wij door aan de fundamentele herziening in spoor 2.
Onderwijs, een leven lang ontwikkelen en mobiliteit
Het onderwijs legt de basis voor alle kinderen in ons land. Echter, de onderwijskwaliteit staat onder druk. Het kabinet werkt aan het verbeteren van de basis van kwalitatief goed onderwijs met daarbij de focus op lezen, schrijven en rekenen. Kinderen zijn ten slotte de werkenden van de toekomst. De hoofdlijnen van het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs zijn recent met uw Kamer gedeeld.[3]
Op de Nederlandse arbeidsmarkt spelen de komende decennia verschillende grote transities die hun weerslag hebben op de benodigde kennis en vaardigheden op de arbeidsmarkt. Om ervoor te zorgen dat mensen aangesloten blijven op deze ontwikkelingen, is het belangrijk dat zij zich blijven ontwikkelen en de mogelijkheid hebben om op tijd de overstap naar ander werk te kunnen maken. Mede gezien de voortdurende krapte op de arbeidsmarkt en de noodzakelijke productiviteitsgroei is het belangrijk dat leren en ontwikkelen op de werkvloer gemeengoed wordt.
Het kabinet werkt daarom met andere partijen aan een gezamenlijke Leven Lang Ontwikkelen (LLO) agenda. Daarbij willen we bestaande publieke en private investeringen beter benutten. Zodat deelname aan scholing en leren op het werk groeit, een sterke leercultuur ontstaat en de aansluiting van het opleidingsaanbod op de vraag van de (regionale) arbeidsmarkt verbetert. De Onderwijsagenda LLO[4] maakt onderdeel uit van de gezamenlijke LLO-agenda, die we verder uitwerken met sociale partners, regio’s en opleiders. Een brief met uitwerking van deze LLO-agenda ontvangt uw Kamer rond de zomer van 2025. Voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van SZW ontvangt uw Kamer een brief over hoe binnen de SLIM-regeling een tijdelijke scholingssubsidie voor maatschappelijk cruciale sectoren invulling krijgt. Een verlenging van de bestaande SLIM-regeling gericht op MKB is in voorbereiding.
Het is van belang dat mensen toegang hebben tot de dienstverlening die nodig is om duurzaam de stap naar (ander) werk te maken. Daarbij staat voor het kabinet de ondersteuningsbehoefte van mensen centraal en niet de inkomenssituatie. Daarom hervormen we met publieke en private partijen die hier een rol in hebben de arbeidsmarktinfrastructuur. De private en publieke arbeidsmarktdienstverlening ontsluiten we via een Werkcentrum per arbeidsmarktregio (Regionale Werkcentra, RWC). Zo kunnen we werkzoekenden, werkenden en werkgevers beter ondersteunen met hun arbeidsmarkt- en scholingsgerelateerde vraagstukken. De sociale partners en werkgevers zijn verantwoordelijk voor de van-werk-naar-werk-dienstverlening en hebben samen de ambitie om hiervoor tot een dekkend stelsel te komen. Het kabinet ziet de meerwaarde hiervan in en bekijkt, als onderdeel van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur, of zij hier een impuls aan kan geven.
Regeldruk werkenden
Zoals aangekondigd in het Regeerprogramma werkt het kabinet aan een regeldrukprogramma voor bedrijven dat voor het eind van het jaar naar de Kamer zal worden verzonden. In dit regeldrukprogramma is onder andere aandacht voor het vroegtijdig betrekken van het adviescollege toetsing regeldruk (ATR), die de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers toetst, bij voorgenomen regelgeving met substantiële regeldruk. Daarnaast gaan we in gesprek met toezichthouders en handhavers over hoe regeldruk, ook vanuit hen, kan worden verminderd. Hierdoor kan ook regeldruk voor werkenden worden beperkt. De rittenadministratie, die tijdens de APB werd genoemd door het lid Yeşilgöz-Zegerius, is hier een voorbeeld van. De rittenadministratie komt voort uit de wetgeving personenmobiliteit die sinds juli 2024 in werking is getreden. Momenteel kijkt de minister van Economische Zaken al samen met de staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu naar de gevolgen van deze maatregel voor de ervaren regeldruk bij ondernemers en werkenden.
Inkomen
Werk heeft voor mensen waarde op zichzelf, doordat zij zich kunnen ontplooien en vanwege sociale verbinding. Maar het is ook belangrijk dat werkenden goed kunnen rondkomen: het moet ook financieel echt iets opleveren. Bovendien geldt hier een maatschappelijk belang. Wanneer mensen (meer) gaan werken, levert dit een bijdrage aan het oplossen van arbeidsmarktkrapte. Hier ligt temeer een belangrijke opgave omdat de arbeidsmarktkrapte naar verwachting langdurig is door de vergrijzing. Het kabinet vindt het dan ook belangrijk om in te zetten op het stimuleren van (meer) werken en het wegnemen van barrières tot (meer) werken. Het kabinet zet hier met verschillende maatregelen in op (meer) werken.
Meer werken meer lonend maken
De arbeidsparticipatie is historisch hoog, maar er wordt ook veel in deeltijd gewerkt.[5] Het kabinet stimuleert mensen, waar dat past, om meer uren te werken. Om zo gebruik te maken van alle kennis en kunde die Nederland te bieden heeft. Daarnaast helpt het bij het tegengaan van personeelstekorten en in sommige gevallen de hoge werkdruk die als gevolg van personeelstekorten ontstaat. De oplossing ligt niet alleen in meer uren werken per persoon. Daarom zet het kabinet daarnaast in op het verhogen van de productiviteit. En op het verhogen van de arbeidsparticipatie waar mogelijk. In sommige gevallen past deeltijdwerk goed bij bijvoorbeeld de zorg voor kinderen of het verlenen van mantelzorg aan naasten. Aan de SER is een advies gevraagd over een toekomstbestendige combinatie van werk en mantelzorg. Dit soort zorgtaken, maar ook vrijwilligerswerk, studie en een gezonde werk- en privébalans zijn van grote waarde. Dit alles kan leiden tot een bewuste keuze om in deeltijd te werken of om minder te gaan werken, al dan niet tijdelijk.
Voor mensen die dat willen en kunnen, moet de overheid niet in de weg staan om meer uren te werken. Dan moet werk ook meer lonen. Het kabinet ondersteunt het doel dat werken meer moet lonen met de koopkrachtmaatregelen die zijn aangekondigd. Denk hierbij aan lastenverlichting via de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting en de vereenvoudiging van de huurtoeslag. Die vereenvoudiging zorgt ervoor dat pieken in de marginale druk afnemen. Meer uren werken kan een manier zijn om uit armoede te komen. Het kabinet maakt het daarom voor mensen beter inzichtelijk of (meer uren) werken loont, door ondersteuning en het breder bekendmaken van tools zoals de WerkUrenBerekenaar van het Nibud. Het kabinet komt eveneens met een wetsvoorstel om het niet-gebruik van regelingen terug te dringen (wetsvoorstel Proactieve dienstverlening[6]). Daarbij is het van belang op te merken dat werken nu voor de meeste mensen ook al loont. Voor ongeveer 4 op de 5 mensen is de marginale druk lager dan 60%. Een zeer hoge marginale druk zien we slechts bij ongeveer 5% van de werkenden: zij hebben een marginale druk van boven de 70%.[7] Maar een significante verlaging van de lastendruk of de marginale druk is niet mogelijk zonder fundamentele hervorming van het inkomens- en fiscale domein. Daarom start het kabinet de Hervormingsagenda vereenvoudiging inkomensondersteuning. Dat ‘werken moet lonen’ is een van de drie doelen van de hervorming.
In de hervorming wordt ook gekeken naar de relatie met het minimumloon. Verderop in deze brief staat meer informatie over de Hervormingsagenda.
Ook de herziening van de kinderopvangtoeslag is in dit kader van belang. Het kabinet doet de komende jaren een niet eerder geziene investering in de vergoeding voor kinderopvang voor werkende ouders. Tussen 2010 en 2024 zijn de overheidsuitgaven aan kinderopvangtoeslag met € 1.842 miljoen toegenomen. Gecorrigeerd voor de inflatie bedraagt het verschil circa € 600 miljoen. Tussen 2024 en 2029 investeert het kabinet structureel € 2,9 miljard (prijspeil 2024) in de kinderopvang. Alle werkende ouders krijgen straks een hoge vergoeding voor kinderopvang. Dit helpt om de marginale druk te verminderen voor ouders met jonge kinderen. Het kabinet verwacht dat een goedkoper en zekerder kinderopvangstelsel ook leidt tot cultuurveranderingen rond het gebruik van opvang. Dit kan een positief effect hebben op de arbeidsparticipatie, waaronder die van vrouwen met jonge kinderen. Samen met de aanpassingen die in deze brief worden genoemd, zoals vereenvoudiging van het verlofstelsel, inzet op marginale druk, campagnes en (Groeifonds)programma’s, kan deze flinke herziening van de kinderopvangtoeslag een verandering in arbeidsmarktgedrag teweegbrengen. Later in deze brief wordt ingegaan op het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang.
Maatregelen op de werkvloer om meer uren werk te stimuleren
Het kabinet ondersteunt verschillende initiatieven om meer uren werk in de praktijk te stimuleren. Zo is er het Groeifondsprogramma ‘Meer Uren Werkt!’, dat zich richt op het wegnemen van praktische belemmeringen om meer uren werken mogelijk te maken. Meer Uren Werkt! start in 2025 met diverse interventies in de sectoren kinderopvang, zorg en onderwijs. Er worden ook interventies uitgevoerd gericht op de sociale omgeving en de (financiële) motivatie van mensen om (meer) te werken. Bewezen interventies worden vervolgens opgeschaald naar de gehele arbeidsmarkt. De alliantie Financieel Sterk door Werk zet zich in om belemmeringen weg te nemen die praktisch opgeleide vrouwen werkend in de sectoren schoonmaak, zorg en kinderopvang ervaren om duurzaam financieel onafhankelijk te worden. Hierbij is ook aandacht voor meer uren werken.
Om meer werken aantrekkelijk te maken, is goed werkgeverschap tenslotte cruciaal. Goed werkgeverschap draagt ook bij aan het verbeteren van de kwaliteit en waarde van werk. Hoe goed werkgeverschap eruit kan zien om de combinatie tussen arbeid en zorg te stimuleren, is onder andere in de Kamerbrieven over de krapteaanpak en het gezinsvriendelijk personeelsbeleid omschreven.[8] In de praktijk biedt een aantal werkgevers in sectoren zoals de zorg en het onderwijs iets extra’s aan. Denk aan een geldbedrag, flexibiliteit in snipperdagen, inroostering of het focussen op andere soorten taken. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stimuleert meer uren werken met de aanpak meerurenmaatwerk.[9] De meerurenbonus is een onderdeel van deze aanpak. Meerurenmaatwerk betreft het voeren van het goede gesprek over de aanstelling en als aanvulling hierop de eerder genoemde extra’s. Scholen kunnen ook gebruik maken van een beschikbaarheidstoelage – waarbij leraren zich kunnen opgeven voor een dag waarop zij beschikbaar zijn voor inval en hier een toelage voor ontvangen. Naast deze aanpak stimuleren we meer vaste en grotere contracten in het funderend onderwijs met het wetsvoorstel Strategisch personeelsbeleid.
Vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn in 2024 regiobijeenkomsten georganiseerd gericht op het stimuleren van meer uren werken. In deze bijeenkomsten zijn zorg- en welzijnsorganisaties geïnformeerd over de mogelijkheid van een meerurenbonus. Ook regionaal werkgeverschap kan bijdragen aan meer uren werken. Zorgprofessionals kunnen dan bij meerdere organisaties in de regio werken. Dit draagt bij aan meer autonomie op het rooster, waardoor een betere werk-privé balans mogelijk is en meer uren gewerkt kunnen worden. Het Potentieel Pakken is de afgelopen jaren financieel ondersteund in hun missie om via verandertrajecten belemmeringen om meer uren werken weg te nemen. Kennis en inzichten die hierbij zijn opgedaan, worden in november 2024 openbaar toegankelijk gemaakt via een digitaal platform waardoor werkgevers er zelf mee aan de slag kunnen.
Toetreding tot de arbeidsmarkt door statushouders en asielzoekers
Ook blijft het kabinet inzetten op het wegnemen van belemmeringen voor statushouders en voor asielzoekers – voor wie de kans groot is dat zij een asielvergunning krijgen – om meer (uren) te werken. In het rapport van Regioplan[10] is uitgewerkt welke belemmeringen er zijn voor asielzoekers bij de toetreding tot de arbeidsmarkt. In de kabinetsreactie op dit rapport[11] is aangegeven welke maatregelen worden getroffen om deze belemmeringen te beperken of weg te nemen. Zo is bijvoorbeeld aan UWV verzocht om tewerkstellingsvergunningaanvragen voor asielzoekers met voorrang te
behandelen en binnen een periode van twee weken op de aanvragen te
beslissen. UWV voert daartoe momenteel een verkenning uit of en op welke termijn zij deze aanvragen binnen een streeftermijn van twee weken zouden kunnen behandelen in plaats van de wettelijke beslistermijn van vijf weken.
Het plan van aanpak ‘Statushouder aan het werk’ omvat beleidsintensiveringen om de kansen op betaald werk voor statushouders te verbeteren. Het plan benadrukt het belang van een snelle start op de arbeidsmarkt, het leren van de taal en (werk)cultuur en inburgeren.[12]
Hervormingsagenda vereenvoudiging inkomensondersteuning
Het kabinet geeft prioriteit aan het vereenvoudigen van inkomensondersteuning, zoals beschreven in het Regeerprogramma. Hiervoor wordt een hervormingsagenda opgesteld met drie doelen: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden, moet makkelijk te begrijpen zijn en (meer) werken moet lonen. De marginale druk moet waar mogelijk omlaag, mede omdat iedereen nodig is op de arbeidsmarkt. Het kabinet wil wetgeving voorbereiden voor een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel en op diverse onderdelen van de sociale zekerheid. Met deze brede hervormingsagenda inkomensondersteuning werkt het kabinet, samen met gemeenten en publieke dienstverleners, stapsgewijs aan verbeteringen. Het kabinet wil hier zoveel mogelijk partijen bij betrekken. Onder meer de Kamer, gemeentebesturen, sociale partners en de mensen om wie het gaat. Uw Kamer wordt voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van SZW nader geïnformeerd over de brede hervormingsagenda. Uw Kamer is reeds 17 oktober 2024 geïnformeerd over de taakopdracht voor de hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel.
Een stelselherziening is een langdurig traject, terwijl mensen nu problemen ervaren. Voor het aanpakken van knelpunten in het hier en nu zijn middelen uit de enveloppe Groepen in de Knel uit het hoofdlijnenakkoord beschikbaar. Dit wordt onder andere ingezet voor de aanpak van problematische schulden en het oplossen van de complexe bruto/netto problematiek voor mensen door bij terugvorderingen het nettobedrag terug te vorderen. Deze maatregelen creëren meer zekerheid.
Reactie op voorstel van de fractie van D66 omtrent de fiscale behandeling van werkenden
Het kabinet bekijkt ook hoe meer uren werken goed beloond kan worden.Tijdens de APB is door de minister-president aan het lid Jetten toegezegd om in de agenda voor werkend Nederland ook het voorstel van D66 om meer uren werken meer lonend te maken mee te nemen. Het voorstel van D66 houdt in dat iedereen die drie dagen of meer werkt over de eerste € 1.800 die wordt verdiend geen belasting betaalt.[13] De voorgestelde maatregel kan in theorie bijdragen aan het stimuleren van meer uren werken, maar zal naar verwachting weinig mensen bewegen om meer dagen te gaan werken, terwijl de kosten hoog zullen zijn. Ook sluit het idee niet aan bij de oorzaak van de soms zeer hoge marginale druk: de stapeling van belastingen en (de afbouw van) toeslagen. Het huidige fiscale stelsel kent al kortingen en toeslagen voor groepen, wat additioneel beleid minder effectief maakt. Voor werknemers is er de arbeidskorting en voor ondernemers in de inkomstenbelasting geldt daarnaast vanaf een bepaald aantal gewerkte uren de zelfstandigenaftrek. Ook geeft het voorgestelde instrument geen prikkel om meer uren te werken aan alle werkenden die momenteel al meer dan drie dagen werken, terwijl voor deze groep wel kosten moeten worden gemaakt. Dat is geen efficiënte inzet van overheidsgelden. Bijna 70% van de werknemers in de werkzame beroepsbevolking werkt ten minste 28 uur per week.[14] De budgettaire gevolgen van het voorstel zijn dan ook fors. Het voorstel leidt daarnaast mogelijk tot een toename van de complexiteit en onzekerheid voor burgers en leidt tot hoge uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. Niet van alle werkenden is eenvoudig te bepalen hoeveel uren men werkt, denk aan vele resultaatgenieters die niet per uur worden betaald en de problematiek van het urencriterium in de ondernemingssfeer. Vanwege deze redenen is het kabinet geen voorstander van het initiatief.
Werkende armen
De staatssecretaris Participatie en Integratie heeft tijdens het Commissiedebat Armoede en Schulden op 17 oktober toegezegd om in deze brief expliciet in te gaan op de positie van werkende armen. Uit de cijfers van CBS, Nibud en SCP op basis van de nieuwe armoededefinitie komt naar voren dat het aantal mensen in armoede dat deel uitmaakt van een huishouden met werk als voornaamste inkomensbron in 2023 ongeveer 240.000 bedroeg. Bovendien zitten er 355.000 werkenden net (tot 25 procent) boven de armoedegrens.
In lijn met het Regeerprogramma zal het kabinet zich, samen met gemeenten en sociale partners, inzetten voor een betere positie van werkende armen. Iedereen die (bijna) voltijds werkt zou voldoende moeten hebben om van te leven en niet arm hoeven zijn. Werkende armen werken vaak in deeltijd of hebben wisselende inkomsten. Daarom is het van belang om meer uren werk te stimuleren. De maatregelen uit deze brief dragen hieraan bij. Daarnaast wil het kabinet dat werken meer loont. Want inkomen uit werk is een belangrijke bron van bestaanszekerheid.
Dit is een belangrijk principe bij de introductie van een extra tarief in de inkomstenbelasting, de vereenvoudiging van de huurtoeslag en voorbereidingen voor de hervorming van het stelsel van inkomensondersteuning. Bij deze hervorming zoeken we een goede balans met de inkomensbescherming die het stelsel van sociale zekerheid hoort te bieden aan mensen die (al dan niet tijdelijk) niet kunnen werken. Daarnaast kijkt het kabinet ook naar de mogelijkheden om het niet-gebruik van voorzieningen onder werkende armen terug te dringen, bijvoorbeeld via vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning zoals via de hervormingsagenda vereenvoudiging inkomensondersteuning. De problematiek van werkende armen concentreert zich deels rondom zzp’ers en flexwerkers. De positie van deze groepen wordt versterkt via het arbeidsmarktpakket.
Het is onwenselijk dat zoveel werkenden moeite hebben met rondkomen of in armoede leven. Daarom willen we zorgvuldig onderzoeken waarom dit het geval is. Er wordt een verdiepende analyse uitgevoerd naar de verschillende groepen werkende armen. We hebben daarbij ook oog voor de grote groep net boven de armoedegrens. In de voortgangsbrief armoede en schulden dit najaar zullen we een eerste duiding geven. In het Nationaal Programma Armoede en Schulden in het voorjaar van 2025 zullen de resultaten van de verdiepende analyse worden gedeeld en zullen we ingaan op hoe we het beleid gericht op deze doelgroep kunnen verbeteren.
Werk en privé
Een samenleving vormen we, doordat we de tijd hebben om er voor elkaar te zijn. Deels zijn we er voor elkaar via ons werk, maar veel mensen dragen ook buiten het werk bij aan prachtige dingen of halen levensplezier uit dingen die ze doen buiten het werk. Het is van belang dat werkenden daar ruimte voor ervaren. Denk bijvoorbeeld aan de zorg voor kinderen en naasten zoals familieleden, vrienden of buren, vrijwilligerswerk bij de vereniging om de hoek, of tijd om te sporten. Het goed kunnen combineren van betaald werk met de rest van je leven draagt direct bij aan levensgeluk én is een voorwaarde om duurzaam deel te nemen aan de arbeidsmarkt, waardoor het ook voor de samenleving als geheel (en dus voor de overheid) belangrijk is dat we die ruimte realiseren.
Toegankelijke kinderopvang
Het kabinet vervangt de huidige kinderopvangtoeslag voor een nieuw financieringsstelsel dat eenvoudiger is en ouders meer zekerheid geeft. Er zal in het nieuwe financieringsstelsel niet meer worden teruggevorderd bij ouders. Bovendien groeien we vanaf 2025 stapsgewijs naar een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding toe. Hierdoor zorgt dit kabinet ervoor dat de kosten voor kinderopvang voor de meeste werkende ouders de komende jaren stevig dalen. Er is gekozen voor een stapsgewijze ingroei om ervoor te zorgen dat het aanbod de toename in de vraag naar kinderopvang kan bijbenen. Het nieuwe stelsel heeft vier fundamentele kenmerken:
- er komt een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding kinderopvang;
- de uitvoerder betaalt de vergoeding kinderopvang rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie;
- zowel de initiële als periodieke toets op de voorwaarden (waaronder de arbeidseis) heeft alleen gevolgen naar de toekomst toe en leidt niet tot terugvorderingen bij de ouder(s);
- de verantwoordelijkheid voor het doorgeven van wijzigingen in afgenomen uren en het uurtarief ligt bij de kinderopvangorganisatie.
Uw Kamer is in de brief van 11 november 2024 uitgebreid geïnformeerd over het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang.[15]
Tijdens de APB heeft het lid Yeşilgöz-Zegerius gevraagd naar voorrang voor werkende ouders op de wachtlijsten bij de kinderopvang. Zowel de huidige kinderopvangtoeslag als de vergoeding voor kinderopvang in het nieuwe financieringsstelsel zijn al voorbehouden aan werkende ouders of ouders op weg naar werk, omdat zij bijvoorbeeld een opleiding volgen of deelnemen aan een re-integratietraject van het UWV. Daar wordt invulling aan gegeven via een zogenoemde arbeidseis. Dit betekent dat als ouders niet werken, zij de kinderopvang volledig zelf moeten betalen. Gezien de hoge kosten die dit met zich meebrengt gaan er weinig kinderen naar de kinderopvang van wie de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Uitzondering hierop zijn kinderen die tot een specifieke doelgroep behoren. Dit zijn kinderen van ouders die niet voldoen aan de arbeidseis, maar toch gebruik kunnen maken van gedeeltelijk door de overheid vergoede kinderopvang voor een beperkt aantal uren per week. Deze kinderen gaan via gemeenten naar de kinderopvang vanwege het positieve effect op hun ontwikkeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie. Voor deze kinderen is kinderopvang van groot belang voor een goede start in het onderwijs.
Een variant op het geven van voorrang aan werkenden zou kunnen zijn dat ouders die in voltijd werken voorrang krijgen op de wachtlijsten. Dit is echter een maatregel die complex is in de uitvoering. Het vraagt om een definitie van voltijdswerk, die nu per sector verschilt, en om een goede urenregistratie om te weten wie er in Nederland in voltijd werkt. Deze registratie ontbreekt momenteel. Ingrijpen in de wachtlijsten is daarnaast lastig uitvoerbaar en controleerbaar en levert administratieve lasten op voor kinderopvangorganisaties. Om de wachtlijsten in de kinderopvang te verminderen en om onder meer voltijd werkende ouders een plek te bieden in de kinderopvang, zet het kabinet daarom in op de aanpak van het personeelstekort in de sector.[16] Door het ingroeipad heeft de sector meer tijd om in te zetten op het aantrekken en behouden van personeel. Om de instroom en doorgroei te bevorderen, is het ‘Ontwikkelpad Kinderopvang’ ontworpen. Ondersteunend hieraan start dit jaar een tijdelijke subsidieregeling om het aannemen en doorontwikkelen van groepshulpen te stimuleren. Daarnaast blijft het kabinet samen met de sector inzetten op goed werkgeverschap en werkplezier om huidige werknemers te behouden. Tot slot ziet het kabinet kansen om pedagogisch professionals meer uren te laten werken. Het Groeifondsproject ‘Meer uren werkt!’ zal hiertoe onder meer in de kinderopvang evidence based interventies implementeren. De aanpak van het personeelstekort in de kinderopvang blijft een van de grote prioriteiten in de richting naar het nieuwe financieringsstelsel. Zodat ouders die meer uren willen werken, daar ook snel kinderopvang voor kunnen vinden. Daarom blijft het kabinet samen met de sector inzetten op de huidige acties en zoeken naar nieuwe mogelijkheden die kunnen bijdragen aan het terugdringen van het personeelstekort om zo de wachtlijsten, ook voor voltijdswerkenden, te verminderen.
Combineren arbeid en zorg
Daarnaast werkt het kabinet aan de vereenvoudiging van het verlofstelsel, dat werkenden in staat stelt om hun zorgverantwoordelijkheden te combineren met hun verantwoordelijkheden op de werkvloer. Het verlofstelsel, dat een wettelijke basis heeft in de Wet arbeid en zorg (Wazo), is in de loop der tijd door uitbreidingen en verbijzonderingen complexer geworden voor rechthebbenden en werkgevers. In het vereenvoudigingsproces wordt onder andere het SER-advies Balans in maatschappelijk verlof[17] meegenomen. Het kabinet moet nog besluiten over het vervolg van dit vereenvoudigingsproces en zal ook eventuele budgettaire gevolgen van dekking voorzien. De vereenvoudiging vereist een wetswijziging en implementatieproces van onder andere UWV.
De planning is om rond de zomer van 2025 een conceptwetsvoorstel gereed te hebben, dat vervolgens, na het advies van de Raad van State, aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden. Onderdeel van de vereenvoudiging is onder andere het samenvoegen van het kort- en langdurend zorgverlof tot het mantelzorgverlof, zoals is opgenomen in het Regeerprogramma. Hiermee wordt het betaalde deel van het verlof voor een breder aantal situaties inzetbaar. Het kabinet verwacht in de loop van 2025 het SER-advies Werk en mantelzorg te ontvangen.[18] Tot slot is in het Regeerprogramma opgenomen dat we werken aan de bekendheid van het recht op flexibel werken. Flexibel werken kan werkenden in staat stellen hun werk met de zorg voor kinderen of naasten te combineren.
Het combineren van arbeid en zorg is ook onderdeel van het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland, dat momenteel wordt uitgevoerd. Dit onderzoek richt zich op alle aspecten die gezinnen aangaan, en zal knelpunten van gezinnen naar boven brengen en laten zien waar verbetering nodig is. De resultaten van dit onderzoek worden eind januari 2025 verwacht. Conform mijn toezegging tijdens het commissiedebat Arbeidsmarkt d.d. 23 oktober 2024, streef ik ernaar om de Kamer in het eerste kwartaal van 2025 een brief aan te bieden over het thema arbeid en zorg met aandacht voor de vereenvoudiging van het verlofstelsel. Daarbij zal ik ook reactie geven op de resultaten van het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland.
Mentale en fysieke gezondheid
Een substantieel deel van ziekteverzuim is werkgerelateerd. Daarbij speelt een rol dat te veel werkgevers hun arbeidsomstandigheden niet op orde hebben. Naast persoonlijk leed zorgt dit voor hoge kosten voor werkgevers en voor de maatschappij als geheel. Met de Arbovisie 2040 zet het kabinet in op een robuust toekomstig arbostelsel.[19] De komende jaren werkt het kabinet samen met sociale partners en stakeholders aan de Arbovisie. Daarbij zet het kabinet onder andere in op de introductie van passende financiële prikkels tot preventie en een goed functionerende kennisinfrastructuur waarbij werkgevers en werknemers goed op de werkvloer toepasbare informatie vinden over veilig en gezond werken.
Werknemers die langdurig ziek zijn, hebben in de eerste twee jaar recht op loondoorbetaling en re-integratiebegeleiding door hun werkgever. Met de juiste begeleiding lukt het mensen vaak om bij hun eigen werkgever weer aan de slag te gaan. Wanneer dat niet lukt, kunnen zij recht krijgen op een WIA-uitkering. De WIA is gericht op zowel werkhervatting als op inkomensondersteuning voor zover mensen niet meer kunnen werken. Voor de meeste mensen werkt de WIA goed. Maar het stelsel is erg complex en de uitvoering staat steeds meer onder druk. De problemen in de uitvoering van de WIA kunnen ook ten koste gaan van de werkhervatting van mensen die (meer) zouden kunnen werken. Het kabinet wil de WIA toekomstbestendig maken. Daarom werkt het kabinet aan de verdere uitwerking van de toekomstperspectieven die de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) heeft voorgesteld. Uw Kamer wordt hierover dit najaar nader geïnformeerd.
Ook is psychosociale arbeidsbelasting een belangrijke oorzaak van ziekteverzuim. Het kabinet heeft hiervoor aandacht en zet daarom samen met stakeholders met de Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten (BMS) in op de preventie van werkstress en burn-outklachten. Werkgevers en werknemers worden ondersteund bij het samen komen tot een preventieve aanpak op de werkvloer.
Zo loopt op dit moment een TNO-onderzoek naar werkbare aanpakken van burn-outklachten bij bedrijven en wordt door de Stichting Voor Werkende Ouders een ouderschapstoolbox ontwikkeld die werkende ouders ondersteunt bij het komen tot afspraken op maat met hun werkgever. Begin volgend jaar wordt u in de voortgangsbrief BMS geïnformeerd over de stand van zaken van het programma.
Het kabinet werkt aan een beleidsagenda Health for all policies, waarin een domeinoverstijgende aanpak van gezondheid centraal staat en wordt ingezet op de achterliggende maatschappelijke oorzaken van gezondheidsrisico’s. Dat gebeurt niet alleen vanuit het belang voor gezondheid, maar bijvoorbeeld ook met als doel het voorkomen van uitval op werk of school. De maatschappelijke en economische impact van gezondheidsproblemen is groot. Volgens het CPB draagt een gezondere bevolking bij aan een hogere welvaart door hogere arbeidsdeelname, meer arbeidsproductiviteit en een hoger opleidingsniveau.[20] Uw Kamer ontvangt de eerste contouren van deze beleidsagenda voor eind dit jaar. Voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van SZW, zoals door uw Kamer verzocht, blijkt helaas niet haalbaar. Daarnaast wordt in 2025 het IBO Mentale gezondheid en ggz uitgevoerd. Dit IBO gaat over het voorkomen en beperken van mentale klachten en psychische problemen en voor het oplossen van de structurele problemen in de toegang en inrichting van de ondersteuning en zorg. Omdat er ook een wisselwerking is tussen mentale gezondheid en andere domeinen, worden hierin onder andere ook werk en arbeidsparticipatie meegenomen. Ook het met sociale partners afgesloten onderhandelaarsakkoord “Gezond naar het pensioen” is een belangrijke bouwsteen bij dit vraagstuk. Met sociale partners is afgesproken om voor het meireces 2025 samen een duurzame inzetbaarheidsagenda uit te werken. Deze gerichte en doeltreffende agenda draagt bij aan langer gezond doorwerken. Voor wie doorwerken tot de AOW-leeftijd niet haalbaar is, kunnen werkgever en werknemer afspraken maken over vervroegd uittreden (RVU). Met de voortzetting van de fiscale vrijstelling biedt het kabinet ook na 2025 ruimte voor RVU’s.
Tenslotte wordt in de evaluatie van de werkkostenregeling meegenomen of werkgevers fiscaal gestimuleerd moeten en kunnen worden om te investeren in de gezondheid en vitaliteit van medewerkers. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie, kan overwogen worden om de werkkostenregeling aan te passen. Het kabinet zal de uitkomsten van de evaluatie bespreken met sociale partners.
Bereikbaarheid van de overheid voor werkenden
Het lid Yeşilgöz-Zegerius vroeg tijdens de APB ook naar de bereikbaarheid van de overheid op momenten dat werkenden niet aan het werk zijn. De Rijksoverheid is doordeweeks tussen 8:00 en 20:00 uur via het algemene telefoonnummer 1400 bereikbaar voor (werkende) burgers. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kijkt momenteel naar alternatieven zoals AI om altijd zoveel mogelijk informatie te kunnen geven gebaseerd op vragen van (werkende) burgers en ondernemers. In 2025 zullen hiertoe pilots worden uitgevoerd. Hier worden de middelen uit het Regeerprogramma om de bereikbaarheid van de overheid te vergroten deels voor gebruikt. Hiermee wordt dus ingezet op het vergroten van de bereikbaarheid van de overheid op alle tijdstippen.
Tot slot
Met deze agenda heb ik een overzicht gegeven van wat het kabinet voor werkenden doet op een aantal onderwerpen gerelateerd aan de arbeidsmarkt, het inkomen uit werk, en het combineren van werk en privé. Dit is geen uitputtende lijst. We doen als kabinet meer voor werkenden, direct en indirect via andere beleidsterreinen. Daarnaast houdt het hier niet mee op. Zoals uit de agenda blijkt, is en wordt er veel door het kabinet in gang gezet. Het is mijn ambitie om hier vaart mee te maken. Vanzelfsprekend kijk ik ernaar uit om met uw Kamer van gedachten te wisselen over deze agenda.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
[1] Dubbele vergrijzing houdt in dat binnen de oudere bevolking het aandeel 80-plussers toeneemt.
[2] Kamerstukken II 2024/2025, 34 352, nr. 326.
[3] Kamerstukken 2024/2025, 49 096, nr. 266.
[4] Kamerstukken 2023/2024, 30 012, nr. 157
[5] In het tweede kwartaal van 2024 hadden 9,8 miljoen (seizoengecorrigeerd) mensen betaald werk. Dat is 73,4% van de bevolking van 15 tot 75 jaar. 4,7 miljoen mensen werkten in deeltijd: minder dan 35 uur per week. Van de 4,7 miljoen deeltijdwerkers is 27% tussen de 15 en 25 jaar en 24% tussen de 55 en 75 jaar. Het totaal aantal gewerkte uren is in dit tweede kwartaal van 2024 met 0,3% gestegen. (CBS Dashboard ‘Deeltijd’ en ‘Werkenden’)
[6] Door het wetsvoorstel wordt het mogelijk voor het UWV, SVB en gemeenten om mensen proactief te wijzen op regelingen en voorzieningen waar zij mogelijk recht op hebben.
[7] Belastingen in maatschappelijk perspectief: Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel.
[8] Kamerstukken II 2022/2023, 29 544, nr. 1115; Kamerstukken II 2022/2023, 29 544, nr. 1174; Kamerstukken II 2023/2024, 32 855, nr. 40.
[9] Zie Kamerstukken II 2023/2024, 31 293, nr. 747 voor meer informatie over het meerurenmaatwerk in het onderwijs.
[10] Kamerstukken II 2022/2023, 32 824, nr. 384.
[11] Kamerstukken II 2022/2023, 29 544, nr. 1213.
[12] Zie Kamerstukken II 2022/2023, 32 824, nr. 381; Kamerstukken II 2022/2023, 32 824, nr. 389; Kamerstukken II 2023/2024, 32 824, nr. 412, over het wegnemen van belemmeringen op de arbeidsmarkt voor statushouders en stand van zaken beleidsintensiveringen plan van aanpak statushouders aan het werk.
[13] actieplan_personeelstekorten_D66_oktober2023.pdf
[14] Statline, CBS, Werkzame beroepsbevolking; arbeidsduur: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/85275NED/table?ts=1729081413271
[15] Kamerstukken II 2024/2025, 31 322, nr. 547.
[16] Kamerstukken II 2023/2024, 31 322, nr. 529.
[17] SER (2023), Balans in maatschappelijk verlof
[18] Kamerstukken II, 2023/2024, 30 169, nr. 76.
[19] Zie voortgangsbrief uitwerking Arbovisie 2040 (Kamerstuk 25 883, nr. 496) en brief Arbovisie 2040 en Kabinetsreactie op SER-advies van 30 oktober 2023 (Kamerstuk 2023/2024, 25 883, nr. 477).